Geef nooit op!
Wie mijn stukjes al eerder heeft gelezen weet dat ik af en toe graag naar toespraken luister. Er zijn weinig Nederlandse toespraken die echt aanspreken, mijn favoriete toespraken vind je dus vooral in het Engelse taalgebied. De oorlogsverklaring van Roosevelt aan Japan blijft voor mij indrukwekkend. Je hoort de woede in zijn stem en de opgezweepte reactie van de Senate en House of Representatives.
Mijn favoriete Engelse spreker is Winston Churchill. Wetende dat hij een stotteraar was en toch de Engelse taal wist te mobiliseren en met woorden de strijd aanging met de Duitsers. Hij heeft nooit gelogen waarover hij prak; de overwinning zou komen maar het zou “blood, toil, tears and sweat” kosten. Hij wist waar Groot Brittannië met zijn wereldrijk tegenover stond. Een nietsontziende vijand die enkel kon voortbestaan door zichzelf letterlijk te voeden met land en mensenlevens.
Toch is er één speech die ik hoger inschat. Daar bestaan geen live opnamen van, omdat die er toen niet waren. George Canning in 1798 hield hij een toespraak om de regering van Engeland ervan te overtuigen dat er vooral geen vrede gesloten moest worden met Frankrijk en Napoleon. Niet omdat de oorlog zo goed was voor het Britse Rijk, maar juist omdat Europa onder de voet was gelopen door de Fransen. Handig zet hij alle landen die waren bezet op een rij en omschreef hoe die moesten buigen naar de wil van Frankrijk. Die vrede kwam er uiteindelijk niet, maar ik vind zijn woorden exemplarisch. Ook in deze tijd.
Het is nu ruim een week na de aanslagen in Parijs. Aan het einde van een weekend waarin Brussel op slot zat en waar links en rechts aanslagen verijdeld werden. Maar we mogen de strijd tegen IS niet vergeten. Vervang in de toespraak “Europe” door Syrië en Irak en laten we dus niet stilzitten in de strijd tegen IS. Want Rutte mag het dan geen oorlog noemen, maar IS denkt niet zo rechtlijnig. Wie bommen op zijn harses krijgt weet dat het oorlog is.
“I for my part still conceive it to be the paramount duty of a British member of parliament to consider what is good for Great Britain...I do not envy that man's feelings, who can behold the sufferings of Switzerland, and who derives from that sight no idea of what is meant by the deliverance of Europe. I do not envy the feelings of that man, who can look without emotion at Italy – plundered, insulted, trampled upon, exhausted, covered with ridicule, and horror, and devastation – who can look at all this, and be at a loss to guess what is meant by the deliverance of Europe? As little do I envy the feelings of that man, who can view the peoples of the Netherlands driven into insurrection, and struggling for their freedom against the heavy hand of a merciless tyranny, without entertaining any suspicion of what may be the sense of the word deliverance. Does such a man contemplate Holland groaning under arbitrary oppressions and exactions? Does he turn his eyes to Spain trembling at the nod of a foreign master? And does the word deliverance still sound unintelligibly in his ear? Has he heard of the rescue and salvation of Naples, by the appearance and the triumphs of the British fleet? Does he know that the monarchy of Naples maintains its existence at the sword's point? And is his understanding, and his heart, still impenetrable to the sense and meaning of the deliverance of Europe?”