Het worden de “donkere dagen” voor kerst genoemd. Die dagen dat het nooit echt licht lijkt te worden omdat je hele dagen opgesloten zit op je werk. Die dagen dat je geen zonlicht binnen krijgt. We vrolijken daarom onze wereld wat op met strengen lampjes en versierde naaldbomen. De hoop op een betere en gelukkige tijd. Voor sommige is dat inderdaad een wens.
Mensen zijn vreemde wezens (daarover volgende week meer) maar ook dat we onze tijd indelen in dagen, weken, maanden, jaren… enzovoorts. En geen van die dingen sluit echt op elkaar aan, er zijn geen ronde getallen. Ik vind het al een wonder als je weet te onthouden hoe veel dagen er in een maand thuishoren. En het aantal weken in een jaar… want ook dat vult elkaar niet aan.
Toch is het soms maar goed dat mensen zich in deze vreemd geplande wereld bevinden. Dat morgen, of volgende week, of volgend jaar alles beter gaat. Omdat het zo’n slecht jaar is geweest waarin onheil zich op rampspoed leek te stapelen. Een jaar waarin elk volgend dal dieper lijkt te zijn dan het volgende en de toppen van de bergen worden omsluierd door een dodelijke, ondoordringbare mist. Onzichtbaar en enkel een droom voor wie omhoog kijkt.
Op zulke momenten heb je een vriend nodig. Iemand die onvoorwaardelijk aan je zijde staat, iemand die je helpt en troost wanneer nodig. Sommige halen dat uit hun religie, anderen halen dat uit huisdieren. Dieren, anders dan mensen, kennen namelijk geen regels. Die stellen geen voorwaarden aan het naast je staan. Jij helpt hen, aan eten en onderdak, en zij zijn er voor je.
Dan is het hartverscheurend te zien dat een dier dat zich zo trouw en belangeloos voor jou inzet zelf afgetakeld wordt door ziekte. Zelfs op een punt dat de dierenarts bekend is met zijn naam en uit zijn hoofd weet wat de problemen zijn. Hoe fier en pal zal jij zelf moeten staan als de zwarte storm ook over je vriend heen trekt. Dat de liefde en geborgenheid die het jou geeft enkel wordt geëvenaard door jouw zorgen voor hem.
Dat je doorheen het jaar, de jaren, jouw vriend langzaam ziet aftakelen van een speelzaam dier naar een schim van zichzelf. Moeite met de meest simpele handelingen. Dat je alle behandelingen, kosten noch moeite gespaard, uit de kast hebt gehaald. Zelfs gif in je vriend hebt gespoten in de hoop het te redden van een groter onheil.
Hoe zwaar valt dan de keuze die je moet maken wanneer er geen weg meer vooruit is. Enkel alleen teruguit. Dat jij de beul moet spelen, de scherprechter voor jouw onvoorwaardelijke vriend? Hoe wreed het lot moet zijn dat jij, en niet de natuur of welke macht dan ook, moet beslissen dat het mooi geweest is.
En niet eens vanwege een voltooid leven, maar omdat een ziekte en de daaropvolgende kwalen het onmogelijk maken om nog een leven te hebben. Pas op dat moment wordt duidelijk dat jij alleen aan de knoppen zit van je onvoorwaardelijke vriend, dat jij de macht hebt over de dood. Zij het een langzame en pijnlijke, of een snelle een waardige. Dat je je eigen egoïsme opzij moet zetten, dat je je hunkering naar meer liefde van je vriend moet onderdrukken en moet kiezen om een laatste daad van goedheid voor hem te doen. Een daad die ondanks alle barmhartigheid die erachter schuilgaat toch zo bar en oneindig slecht voelt.
Toch is het het beste geweest. Omringd door de mensen en dieren waarmee en waarvoor hij zijn leven heeft doorgebracht in de eeuwige slaap gebracht te worden.
Diesel, je zal worden gemist.