Vroeger wanneer ik in bed lag, en niet kon slapen, hield ik me bezig met de diepere vragen des levens. Wanneer ik niet fantaseerde dat mijn slaapkamer een cozy hutje was midden in een bos of een eenzame tank op de bodem van een tropische oceaan. Zo probeerde ik de “iene miene mutte”-sleutel te ontrafelen. Wanneer wordt je daadwerkelijk de baas. En belangrijker nog; in welke combinatie was degene die de baas was ook nog af (in de á è af versie) heel wat objecten in mijn slaapkamer zijn door de mangel gehaald.
Daarom had ik waarschijnlijk altijd moeite om uit mijn bed te komen de volgende ochtend. Maar soms ging ik ook dieper in op vragen die me nog altijd bezighouden. De oneindigheid van het heelal of de holocaust, al had ik daar toen nog geen goede benaming voor. De angst greep mij toen ik hoorde dat het heelal aan het uitdijen was. Ik begreep de materie erachter nog niet op mijn negende (nu doe ik dat iets beter, maar in zoverre dat ik zeker weet dat we ons geen zorgen hoeven te maken) en was doodsbang. Straks zou onze zon van ons worden weggerukt en de aarde worden weggesleurd in de eindeloosheid van het heelal. Hoe zou dat aflopen?
De holocaust hield mij dan weer bezig op een manier dat ik de superlatieven probeerde te bevatten die ermee gepaard gaan. Het gaat over miljoenen levens die daadwerkelijk vernietigd zijn. Niet één, niet tien, geen honderd of duizend maar miljoenen. En we hebben het niet over het simpelweg doden, maar het daadwerkelijk vernietigen. Een enkele zin uit een documentaire die ik vroeger als kind gezien heb is mij bijgebleven. Een oude vrouw die vertelde wat ze zich herinnerde van een vernietigingskamp in de buurt: “als de schoorsteen rookte dan roken we gebraden vlees.” Gelukkig heb ik geen slechte associaties bij het bakken van een biefstuk, maar door die enkele zin zou je het bijna krijgen.
Maar wat mij het meest fascineerde was het niets. Ik ben nu vrij gelovig maar dat was een concept wat ik in mijn kindertijd niet begreep. Een hemel en een hel wilde ik nog wel geloven, en ik was er ook vast van overtuigd dat ik de hemel niet zou halen (als ik af en toe in het nieuws lees wat voor types denken een kans te maken op een plaatsje daar dan ga ik overigens twijfelen aan mijn zin om me daar aan te melden) maar de gedachte aan de hel sprak mij ook niet aan. Dus waar ga je naar toe wanneer je dood gaat?
Mijn oplossing was de atheïstische kant; er gebeurt niets. Net zoals de mensen die zijn vernietigd tijdens de holocaust is het gewoon het einde. Je bestaat niet meer. Een gloeilamp die kapot gaat zal nooit meer branden en zo zou je ook sterven. Een omhulsel, uitgeput en op. Er was niets, je was er gewoon niet meer. Nu probeerde ik mij dat voor te stellen in mijn bedje, dat ik er niet meer zou zijn. Ik zou niet meer denken, want ik was er niet meer, ik zou niet meer zien, want ik was er niet meer, en ik zou niet meer bewegen. Ik hield me af en toe doodstil om alvast te oefenen voor dat moment. Aan niets denken en niets doen. Dood zijn ben je lang mee bezig, dus je kan er maar beter goed voorbereid aan beginnen.
Toen kwam mijn opa Daan met de geweldige uitspraak. “Niets is in de wiskunde ook nog iets!”
Verdorie, al dat werk voor niets...