De reden dat ik naar de kapper ging was natuurlijk niet zomaar omdat ik mijn haar wilde laten knippen. Zoals al wel bleek afgelopen week heb ik er een hekel aan om mijn haar te laten knippen en het moet dan ook wel echt voor mijn ogen hangen en mij verblinden wil ik me wagen aan een tijdrovend, en saai, bezoekje aan de kapper.
Nee, de hele reden dat ik mijn haar heb laten knippen is omdat ik een nieuw paspoort nodig had. En bij een nieuw paspoort, of welk identificatiebewijs dan ook, hoort uiteraard een pasfoto. Nu heb ik niet veel ijdelheid, maar omdat je tegenwoordig toch tien jaar op een paspoort staat was het wel zaak er goed op te staan. Netjes en presentabel. Dus direct na de kapper ben ik naar de pasfotomaker geweest voor een pasfoto.
Het is niet echt dat mijn haar knippen veel geholpen heeft; ik heb namelijk een standaard probleem dat ik altijd de achtergrond van foto’s verpest. Waar ik ook op sta. Maar je kan dat moeilijk uitleggen aan een ambtenaar.
En ambtenaren, en vooral gemeentehuisbaliemedewerkerambtenaren laten mijn bloed koken.
De tijd dat je naar binnen kon stappen en je dingen geregeld kon hebben is jammerlijk voorbij. Want ambtenaren willen tegenwoordig dat je hun toch al marginale werktijd gaat indelen. Via de computer, over het internet. Een afspraak maken om op het gemeentehuis te kunnen komen.
En ik heb daar een hekel aan.
Niet zozeer tegen het maken van afspraken via het internet; het is een uitkomst en kan helpen bij lange wachtrijen, zoals bij de kapper, bij de garage of op andere plekken waar wachtrijen zich lengen. Ware het niet dat ik een afspraak maak (via het internet) en ik de enige ben in de wachtkamer van het gemeentehuis. Niemand anders. Alleen ik.
Ik kwam (nipt) op tijd, en moet alsnog wachten. En dat terwijl ik kan zien dat er aan de balies niemand aan het werk is.
Ja. Praten. Met elkaar. En het leek er niet op dat ze het hadden over de naderende Brexit of de uitslag van het Oekraïne referendum, laat staan over de problemen die ik heb met mijn buurvrouw. Ik kon niet verstaan waar ze het over hadden, maar wanneer ik werd eindelijk geroepen. Via een tv aan de muur welteverstaan. Niet vriendelijk op een toon van: “meneer Bouman mag zich melden hoor” of iets in die trant. nee, ik had van een automaat een briefje gekregen met een code. En die code zag ik op het scherm samen met de balie waar ik mij moest melden. Ze zeggen dat de overheid je behandeld als een nummer, nou… dit was niet eens een nummer. Maar een code. En niet eens mijn code, maar iets wat die machine bedacht had.
In elk geval kreeg ik een ambtenaar voor mijn neus die mij duidelijk een verspilling van haar tijd vond.
Met een overdreven gebrek aan interesse begon ze mijn gegevens door te nemen, te tikken op de computer zonder mij iets te vragen of een blik waardig te gunnen.
En dat vind ik beledigend, eigenlijk onbeschoft. Ergens had ik zin om haar over haar bureau heen te trekken en haar toe te schreeuwen:
“Lach eens, kreng! Ik moet van mijzelf geen paspoort, ik moet van jullie een paspoort! Jij kijkt mij nu gewoon aan en spreekt mij netjes aan over wat je aan het doen bent. Ten eerste maak ik tijd vrij voor jou! Jij werkt hier al en het is je werk om hier te zitten en voor mij te werken. Daarvoor betaal ik mijn belastingen! Ten tweede: Ik maak via het internet een afspraak en ik moet alsnog wachten tot jullie tijd hebben vrijgemaakt om mij te helpen! Ik word via een zwaar onpersoonlijk schermpje met een onbegrijpelijk nummer naar jouw bureau geleid!”
Met andere woorden ze mag blij zijn dat ik me kalm weet te houden in dat soort situaties.
Om de nare smaak weg te werken besloot ik mijn gedachten te verzetten in mijn persoonlijke Efteling, het Disneyland van mijn dromen. Het Walhalla van mijn fantasieën: de Media Markt. Lekker tussen de elektronica door zwalken uitrekenen of ik dat wat ik graag wil wel kan (en wil) betalen. En of ik het echt nodig heb. Uiteindelijk sleep ik mijn buit mee naar de kassa.
Aangekomen bij de kassa word ik opgewacht door een zwaar onpersoonlijke stem: “de volgende klant mag zich melden aan kassa vier.” (waargebeurd)
Met een deja-vu aan het gemeentehuis waggel ik naar de toegewezen kassa, en prijs mijzelf gelukkig dat ik geen afspraak heb moeten maken via het internet.