Met een zucht zet ik de auto stil en staar naar het werkbusje voor me. Na een paar minuten doe ik ook de motor maar uit en achter mij sluit een grote stadsbus aan. File, als je erin staat sta je in elk geval nooit alleen. Maar je staat wel stil. Ik heb nog drie kwartier om op het werk te komen, en als het gaat rijden ga ik dat redden ook. Maar het gaat niet rijden, mijn motor blijft stil, en de bus voor mij maakt ook geen beweging. Af en toe draait een auto zich om en gaat met een bloedvaart terug naar Werkendam. Ik kan dat ook doen, en de fiets pakken. Dan heb ik geen last van file. Maar in de veertig minuten die ik nog heb om op het werk te komen gaat dat niet lukken.
Ik probeer mij dingen voor me te halen die ik heb meegemaakt op de fiets. De oordopjes in mijn oren, mijn eigen ademhaling. Het rituele uitdoen van de oordopjes voor de begraafplaats van Sleeuwijk. Maar ook het kijken naar andere mensen. Want op slapen, gamen en schrijven na is naar mensen kijken ook een hobby. In de zomer, op een terras met een sorbet of een biertje binnen handbereik, boek bij de hand en af en toe erover gluren.
Daar, die man. Hij is al wat ouder en loopt met een wat jonge vrouw. Is het een relatie? Of is het zijn dochter? Of heeft hij een relatie met zijn dochter? Wauw. Wat een viezerik. Nee, dan die volgende, een jonge vrouw met een kinderwagen. Waar is haar man of vriend? Of is ze een alleenstaande ouder. Nou, ze ziet er gelukkig uit, niet dat alleenstaande ouders ongelukkig zijn, maar ik kan me voorstellen dat je niet straalt van opgewektheid wanneer jij als enige de poepluier om drie uur in de nacht mag verschonen.
Of het luisteren van gesprekken, dat is de overtreffende trap en zo mogelijk nog leuker. Zo hoorde ik in een restaurant een keer een gesprek tussen een paar ouderparen over een van de kinderen. Volgens hen was die extreem onhandelbaar en had die regelmatig een grote mond. En zie, het kind in kwestie komt erbij, krijgt een vraag en antwoordt; “jij denkt altijd dat ik vervelend ben! Maar kijk eens naar jezelf!”
Hetzelfde deed ik op de fiets ook wel eens, zo ben ik een keertje (heel creepy) achter twee schoolmeisjes gaan fietsen. Oordopjes uit en meepikken over wat er zoal tussen de twee dames besproken werd. Deze twee weigerden hun oordopjes uit te doen maar waren er wel op gebrand een gesprek te blijven voeren. De volumes die uit hun kelen kwamen moesten dus niet alleen de ruisende wind en plusminus vijftig centimeter overbruggen maar ook nog eens hun weg zien te vinden in afgedichte gehoorgangen.
Het gesprek ging over jongens, uiteraard over jongens, en één jongen in het bijzonder. Stefan heette die volgens mij. Stefan had op een feestje gezoend met een ander meisje dan zijn vriendinnetje en dat werd hem niet zozeer kwalijk genomen, maar wel dat hij er bij zijn vriendin geen openheid over wilde geven. Het hele gesprek was erop gebouwd of Stefan wel te vertrouwen was, en of hij het waard was dat te accepteren. Blijkbaar maken de looks op die leeftijd uit of je een slippertje maakt, en niet het geld.
Maar in de file en de auto heb ik niet de mogelijkheid mensen te bekijken of af te luisteren. Ik kan mij enkel de gedachten van de buschauffeur achter mij indenken, want zien kan ik hem niet. Ik kan niet eens zeker weten of de schilder die voor mij staat alleen in de auto zit. Of samen met een collega. Of misschien een schoonmoeder en irriteert die man zich ongelukkig. Weet ik veel!?
Nog een kwartier om op het werk te komen… dat gaat niet lukken.