December is een vreemde maand.
Het is gekenmerkt door een hoop nationale feestdagen en tradities. De Sinterklaastraditie, de ZwartePietendiscussietraditie, de top 2000, een oneindige stroom zorgverzekeraar reclames en natuurlijk kerst en Oud-en-Nieuw.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik een beetje gezondigd heb. Ik verwachtte toch geen cadeautje op vijf december en heb daarom in het weekeinde voor Sinterklaas al de struik voor versierd met kerstlichtjes. Ik ben niet de eerste en enige, zoals andere huizen in het dorp getuigen, maar toch voelde het een beetje als verraad jegens de Goedheiligman.
Maar de ZwartePietendiscussie ten spijt, is er in mijn ogen een nog vreemdere traditie. Dat is namelijk vanaf half november tot half december; het naar binnen harken van onschuldige naaldbomen en het versieren daarvan. Met of zonder kluit. Mensen die in de zomer de moeite doen om strandzand niet in huis te halen, zich in de herfst half uitkleden in een poging geen modder op de vloer te krijgen gaan zodra het december is aan de slag met een boom die zijn naalden ogenblikkelijk verliest als hij op kamertemperatuur wordt gehouden.
Ze zijn blijkbaar in staat de zogenaamde “kerstboom” te vergeven dat ze tot half juni nog naalden onder de bank vandaan zuigen. Dat de katten er in gaan hangen en de hond spontaan begint te geloven dat hij een eigen wc in huis krijgt.
Het is het seizoen waarin mensen zich naar hartelust in de rotzooi werken. Gejengel met pakpapier met Sinterklaas, gejengel van pakpapier met Kerst en dan nog de versiersels in de boom. Uren uitpluizen van strengen lichtjes, het eeuwige zoeken naar de hangertjes voor de kerstballen, het ontwarren van de slingers. Boven dat alles staat wat ik noem “stofzuigerschrik” oftewel: Engelenhaar! Op de een of andere manier valt er plezier te halen uit het ontknopen van de lampjes. En dat terwijl je mensen dat de rest van het jaar niet ziet doen. Er is niemand die in april brult: “Laten we gezellig de kerstlichtjes nakijken!”
Het is één groot excuus om je lekker te laten gaan, op de meest kinderachtige manier. Zelfs in de winkel werd ik geconfronteerd met slingers en als toppunt een winterdorp met kerstmuziek, een treintje en een draaimolen. En dat bovenop de koeling van het vlees. Ik kreeg meteen sympathie voor de vegetariërs. Stel nou voor dat we hetzelfde zouden doen op een begraafplaats. Want in alle eerlijkheid: vlees zijn stukjes dierenlijk. En boven op die lijken staat een vrolijk tafereeltje met een aan een ijzerdraadje rondvliegende arreslee.
Maar terug naar die kinderachtige manier: Want dat is het! Als kind wilde je overal en altijd slingers ophangen. Als kind wilde je je hele slaapkamer behangen met strengen lampjes. Je wilde altijd en overal kleine kerstdorpjes met een aan een ijzerdraadje rondvliegende arreslee en een tjoektjoek-treintje. Je wilde elke kastanjeboom die je zag meeslepen naar binnen en versieren met ballen tot de takken van de boom zouden bezwijken onder het gewicht van het nutteloos, breekbaar zilver.
Al met al genomen is het heerlijk om aan mee te doen, om zo kinderachtig mogelijk een explosie van glitters en gouddraad door je woonkamer te sturen. Om elk vrij hoekje te versieren met lampjes! Hoe vreemd het normaal ook is: iedereen doet het nu! En nu mag het! Ik ga het dadelijk ook doen, en dat dorpje… ik zal er de volgende keer als ik weer een stukje dierenlijk nodig heb ademloos naar kijken.
Niet omdat het moet, maar omdat het kan!