Soms heb je van die uitgesproken rotweken. Van die weken dat niets lijkt te lukken en dat alle problemen ineens over je heen vallen. Wanneer je net verklaard hebt dat je gelukkig bent, dat er geen problemen meer zijn en dat er dan toch een soort vereffening komt. Het maakt niet uit waar je het op afschrijft, maar het gaat dan gewoon rot.
Zo’n week had ik. Om op te sommen: het geld is op. En dan bedoel ik dat ik echt van de pof leef. Mijn auto doet het niet meer en staat bij de garage die ik nog moet afbetalen van de vorige reparatie. Goed nieuws waar je op hoopte blijkt niet zo goed te zijn als verwacht en ik kreeg dit stukje maar niet geschreven.
Om het samen te vatten: ik ben blij dat het weekend is, maar ben bang voor de week die nog komen moet. Ik snap dat mijn auto geld gaat kosten, de vraag is hoe veel. En zelfs als dat een laag bedrag is kan ik het niet betalen want ik heb het geld niet. En al zijn ze bij de garage ruimhartig dan moet ik nog zien dat ik de rammelbak van zijn plek af krijg omdat ik geen benzine kan betalen. Zoals ik het heel grof tegen mijzelf zei toen ik er doorheen zat: het gaat hoe en dan ook kut worden, de vraag is alleen hoe kut?
Er zijn natuurlijk wel positieve dingen te benoemen. Dit stukje is er uiteindelijk toch gekomen, niet op de manier waarop ik gehoopt heb, maar toch… en er was ook goed nieuws over een verhaal dat ik had geschreven en iemand heb laten proeflezen. Het grootste compliment was dat het leesbaar was. Dat is iets wat ik van mijn oude leraren Nederlands nog nooit heb mogen horen.
En er leek nog meer goed nieuws aan de horizon te zijn. Vorig jaar schreef ik over mijn kat Paul. Paul heeft al een roerige geschiedenis achter de rug. Hij was geboren in een nestje bij mijn ex-buurvrouw. En als klap op de vuurpijl was zijn vader ook nog eens zijn eigen broer. Toen de buurvrouw hem, en zijn broertje en zusje, geen eten gaf en zijn moeder weer nieuwe kleine poesjes ging maken leek het erop dat de jonge Paul op zou groeien voor galg en rad.
Hij had echter één ding mee, hij was dol op mijn kater Frank. Die was minder gecharmeerd van hem, maar Paul ging voor de onwillige Frank door het vuur. Toen werd besloten om de overige katten op te laten halen door het asiel heb ik Paul achter de hand gehouden. Maar dat was nog niet het einde van al zijn ellende. Op de een of andere manier wist Paul namelijk ook zijn bekken te breken.
Op een druilerige zondagochtend zijn ik en mijn overbuurvrouw (toen had ik ook geen auto) met Paultje naar de dierenkliniek gereden om hem te onderzoeken. Het verdict was zes weken rust, in een kooi. Na een paar dagen ontsnapte Paul alweer, maar toen ik hem weer te pakken kreeg maakte hij zijn zes weken gevangenschap gewoon af.
En nu is Paul al sinds september zoek. Ik heb vaker katers gehad, en weet dat ze weken weg kunnen blijven voor ze op komen dagen en kunnen doen of er niets gebeurt is. Maar na zeven weken begon ik toch ongerust te worden. Ik schakelde de lokale dierenambulance in, stuurde de gegevens van Paul door en hoopte dat hij gevonden zou worden.
Er leek daarom een lichtpuntje in de week te komen toen ik een mail ontving dat er een kat was gevonden die sterk leek op Paul. Bij de eerste mogelijkheid belde ik het dierenasiel en besprak de mogelijkheid om de kat in kwestie te kunnen zien om vast te stellen of het wel/niet om Paul ging. Een beetje hoop gloorde, ik wist niet hoe ik het moest doen met eten, kattenbak en andere dingen om hem weer in huis te halen. Maar het zou goed nieuws zijn om de kleine dondersteen weer in mijn armen te kunnen sluiten.
Om een lang verhaal kort te maken: de kat die gevonden was betrof niet Paul. Een dier dat veel op hem leek keek mij aan door de tralies terwijl andere katten hoopvol door hun kooi naar voren kwamen lopen. Ik bekeek hem goed, maar het was zeer zeker niet mijn kater. Het gevoel van schuld en schaamte dat ik voelde toen ik het arme dier, en zijn andere opgesloten soortgenoten, daar moest achterlaten kan ik niet beschrijven.
Eenmaal buiten heb ik een traantje gelaten. Een traan voor de dieren die daar zitten, en een traan voor mijzelf. Wat klaag ik over geld, wat klaag ik over een auto! Voor geld is er altijd wel een uitweg en er zijn nog altijd meer manieren om mijzelf te verplaatsen. Ik kan gaan lopen of fietsen met mijn luie reet! Maar daarbinnen zitten dieren die hun baasjes zijn kwijtgeraakt, die op straat zijn geschopt. Die niet eens meer een naam hebben, maar een serienummer zijn. Voor wie misschien nooit meer iemand zal komen. Die hoopvol kijken naar wie er binnenstapt, die willen worden geaaid en aangeraakt.
Toen ik van mijn weinige geld een paar zakken kattenbrokken kocht en die in de goede doelbak deed voor het asiel vond ik mijzelf de grootste lul van het universum en besefte ik dat ik Paultje nooit meer zou zien.