In vroeger dagen was emigreren vaak een definitief iets. Ik denk aan het begin van de film Titanic waar mensen hun geliefden uitzwaaiden. Hun geliefden die het geluk gingen beproeven aan de andere kant van de wereld. In een ver land, in een ander land. In een land waar het bijna onmogelijk was om ook te komen wanneer je achterbleef. Tickets waren duur en je kon het je onmogelijk veroorloven zo veel geld en tijd te investeren voor een bezoek.
Vliegtuigen waren er nog nauwelijks, fotografie stond nog in de kinderschoenen en leverde geen helder beeld op. Er was geen telefoon, geen telegraaf en al helemaal geen internet. Deze mensen die op de kade stonden zagen en hoorden voor het laatst hun geliefden voor ze weg zouden gaan. Misschien dat ze ooit nog een brief zouden krijgen, maar in alle redelijkheid konden de mensen op het schip gewoon dood zijn. Ze bestonden enkel in de herinnering van de achterblijvers, een herinnering die zou vervagen tot een schimmig beeld en anekdotes over het leven van de vertrokkene.
Hoe anders is dat tegenwoordig. Zelfs tot in het tropisch regenwoud kan je telefoon verbinding maken met het internet. Door de telefoon kan je altijd de stem van je geliefde horen en weer door dat internet, en verschillende apps, kan je zelfs praten en kijken tegelijk. Ooit sciencefiction waarbij men ademloos keek hoe Spock contact zocht met verre werelden. Nu realiteit.
En zodoende zijn de mensen die je wilt spreken nooit verder dan een kort belletje. Sterker; nu de tijd van oceaanstomers voorbij is en de tijd van het straalvliegtuig is aangebroken is de hele wereld om de hoek. In minder dan een volle dag kun je aan de andere kant van de wereld zijn. En in twee dagen ben je daarheen en weer terug.
Dat maakt ook het bezoeken van geliefden en bekenden die weg zijn gegaan wat makkelijker. Niet alleen heb je veelvuldig contact, maar daarbovenop kan je ook (mits je genoeg geld en vrije tijd hebt) op bezoek.
En dan hebben wij ook gedaan. Het was een ouderwetse familievakantie. Ik met mijn broertje Thygo, zijn vrouw en zoontje brachten samen met mijn moeder en oma een bezoek aan mijn andere broertje, Thom. Die woont bijna een half jaar op Curaçao en toen hij daarheen ging stond de vakantie voor dit jaar al vast.
Het was een leuke week waarbij vooral mijn neefje Fedde, die binnenkort zijn eerste verjaardag viert, het middelpunt vormde van alle aandacht. Het moet voor de kleine man geleken hebben of hij drie vaders en drie moeders had.
Maar aan elke vakantie komt een einde, en dus ook aan deze. En dus stonden we, een kleine twee uur voor onze zilverblauwe straalvogel de lucht zou bestormen bijeen op vliegveld Hato. En zo goed als dat het afscheid van Thom een half jaar geleden viel,zo zwaar was het nu.
Zelfs bij hem zag ik tranen terwijl ik de mijne probeerde te stoppen bij een pijnlijke brok in mijn keel. De stemmen waren dik van emotie toen het reisgezelschap door de douane ging. Thom achterlatend op het Nederlandse Eiland, zo ongelooflijk ver weg van Nederland.
Ergens benijd ik de mensen die uitbundig zwaaiden bij de grote oceaanschepen van weleer. Het was een eenmalig en definitief afscheid. De mensen waar ze van hielden gingen naar een betere plaats. Maar toen wij vertrokken voelde ik geen reden tot uitbundigheid. Enkel de pijn van afscheid, de wetenschap dat mijn kleine broertje binnen handbereik is. Maar alleen met voldoende geld en vrije tijd.