Ik schreef een paar weken geleden dat je Nederland af en toe even zat kan zijn. Ik moet zeggen dat ik niet tot die groep behoor. Ik vind dat we in een prachtig land wonen. Natuurlijk is het weer niet altijd alles, en komen de regeltjes je soms de keel uit, maar verder is het prachtig. Van de bossige gebieden in het oosten, tot de heuvels in het zuiden en de vlakke polders.
Ik hou van polders. Het uitzicht, de vlakheid. De simpelheid van het geheel. Juist het feit dat je kilometers ver kunt kijken en eindeloos boerenland hebt vind ik prachtig. Wat dat betreft woon ik natuurlijk op een mooi stukje tussen de brede rivieren. Er is genoeg vlak land om mijn blik op oneindig te zetten en de Biesbosch is om de hoek.
Bergen vind ik prachtig, de mastodonten van millennia die naar de hemel reiken met hun spitse besneeuwde toppen. De Zwitserse dalen zijn ook mooi met hun groene weides en kleine authentieke dorpjes. De heuvels van de ons omringende landen hebben hun charme. Maar het vlakke land is onverslaanbaar. Sommige zouden zeggen dat het saai is, maar daar ben ik het duidelijk niet mee eens.
In datzelfde stukje schreef ik ook over mijn broertje Thom. Thom was het laatste nog thuiswonende kind van mijn moeder. Goed, hij is een paar maanden op missie geweest in Turkije en was af en toe afwezig omdat hij op de kazerne moest zijn. Maar over het algemeen was het huis van mijn moeder ook zijn thuishonk. En nu is hij, als laatste, eindelijk uitgevlogen. Maar waar de rest van de kinderen het nog altijd dichter bij het ouderlijk huis zocht besloot Thom om meteen de halve wereld rond te gaan en naar Curaçao te vertrekken.
De afgelopen maanden heeft hij zich met niets anders bezig gehouden dan het voorbereiden van zijn vertrek. Het regelen van een baan, een auto, huis en vlucht. En je merkte dat, naarmate de datum waarop hij zou vertrekken, dichterbij kroop hij steeds zenuwachtiger werd. Hij begon ook steeds vreemdere bewoordingen te gebruiken die je normaal alleen zou verwachten van een terminaal persoon; “Kom je nog naar hier? Dadelijk ben ik er niet meer.”
De datum waarop hij is gegaan is nu dus geweest. En hij is er inderdaad niet meer. De zaterdag voor hij vertrok hield hij een afscheidsfeestje waar vrienden en familie nog even bijeen konden komen om hem een mooie tijd te wensen. Het werd op een gegeven moment zo druk dat de kamer verbouwd moest worden om iedereen een plekje te geven. Het was dus zeer zeker een mooi gebaar naar Thom.
Maandag stapte hij op het vliegtuig vanaf schiphol. Mijn moeder plaatste op Facebook een paar foto’s waarop hij toch een beetje bezorgd lijkt te kijken. Of misschien beeld ik mij dat wel in. Door middel van moderne technologie heb ik zijn vliegtuig doorheen de dag een beetje kunnen volgen. Hoe het boven St. Ives in het Verenigd Koninkrijk vloog. Over het midden van de Atlantische Oceaan. Tot ik het niet meer kon vinden, ik ging ervan uit dat het vliegtuig geland was, en niet neergestort zoals even door mijn hoofd schoot.
Ik belde ‘s avonds mijn moeder om te vragen hoe het was gegaan. Ik had mij voorgesteld hoe ze huilend bij de douane had gestaan. Hoe de tranen over haar wangen biggelden toen ze haar jongste zoon richting de internationale zone zag lopen met enkel de toekomst van het onbekende voor zich. Maar ze zei dat ze enkel alleen wat tranen in haar ogen had gehad op het moment dat ze hem uitzwaaide.
Sindsdien houdt Thom ons een beetje op de hoogte met foto’s en af en toe een berichtje. Meestal zijn de foto’s van zonovergoten stranden met wuivende palmen en zonnebadende, zwemmende mensen. Inderdaad, hij is hier niet meer, hij is daar. Op het eiland in de zee aan de andere kant van de wereld.
Ik mis hem nu al.