Het is weer zo ver. Ik heb niet echt hoogtepunten in het jaar om naar uit te kijken, maar vandaag is er toch echt een van. De Jaarmarkt in Giessen, in de volksmond de Giessense Mèrt, is een van de dingen in het jaar waar ik elke keer weer een beetje naar uit kijk en wat een beetje een traditie is. Er zijn weinig jaren dat ik het over sla en elk jaar loop ik weer eenzelfde rondje langs de kraampjes om daarna te zeggen dat het toch elk jaar minder aan het worden is.
Toen ik nog een ukkie was vond ik de Mèrt vooral leuk vanwege de kermis. En die kermis is, naar dorpsbegrippen, behoorlijk groot. Waar in deze regio een kermis normaalgesproken bestaat uit een paar kraampjes met touwtjes trekken, schieten en een draaimolen met botsauto’s hebben ze in Giessen altijd iets meer te bieden. Niet dat ik daar nu nog mijn geld aan uitgeef, maar de lichtjes en geluiden hebben toch iets magisch. En ik ben ook vaak genoeg geweest voor de rommelmarkt die in de ochtend plaatsvindt. Nu ik mijn zaterdagochtenden eerder kwijt aan uitslapen heb ik die al een paar jaar niet meer bezocht.
Vroeger was dat anders en heb ik er zelf ook een paar keer gestaan. De meest memorabele keer was met mijn broertjes. Mijn oma woont in Rijswijk, een dorp vlak tegen Giessen aan, en het was de bedoeling dat we naar Rijswijk zouden gaan, daar overnachten en we zo extra vroeg een plekje uit konden zoeken op de rommelmarkt. We besloten in de avond met de fiets te vertrekken. Een fietstocht van normaal twintig minuten tot een half uur.
Maar we hadden spullen bij ons, en die spullen hadden we opgeborgen in een zelfgebouwd fietskarretje. Een karretje welke niet gemaakt was van de juiste materialen om achter een fiets gestald te worden, laat staan te worden voortgetrokken. Door de auto-onderdelen was het ding namelijk loeizwaar en zo werd de fietstocht van normaal een half uur ruim anderhalf uur terwijl we ons door de nachtelijke polder doorworstelden en af en toe van fiets wisselden. Zodoende kwamen we midden in de nacht pas aan bij oma, en moesten we ook heel vroeg weer op.
De verkopen vielen altijd tegen. We hadden gewoon niet de Hollandse handelsgeest en waren over het algemeen allang blij als we spullen kwijt waren. Hierdoor verdienden we niet echt geld, en het geld wat we verdienden gaven we meestal uit aan andere rommel op de rommelmarkt. En zo was de cirkel weer rond. Wanneer de rommelmarkt afliep ruimden we alle spullen weer op, gooiden het overbodig geworden puin in de container en gingen weer terug naar oma.
En mijn oma is de reden dat het een hoogtepunt van het jaar is. Omdat ze zo dicht bij Giessen woont is haar huis de verzamelhonk. Iedereen parkeert de auto bij mijn oma en wipt daar even binnen. Het is een familie-reünie die bijna elk jaar onafgesproken plaatsvindt. Mijn oma heeft heerlijke zelfgemaakte groentensoep en stokbrood en ik zie mijn oom tante en mijn nichtjes.
Het komt niet zo vaak voor dat de familie van mijn moederskant bij elkaar is. Meestal schijnt er een lekker herfstzonnetje en zitten we in de tuin. Af en toe staat er iemand op, rekt zich uit en vraagt of er nog iemand over de markt gaat lopen. Sommige stribbelen tegen, anderen gaan graag mee om in een groepje langs de kraampjes te lopen. En na een rondje weer te concluderen dat het elk jaar toch minder aan het worden is. Tradities veranderen nooit.