Ik leef nog een beetje in een sprookjeswereld. Niet dat ik kaboutertjes zie dansen en feetjes zie vliegen, maar ik geloof wel een beetje in sprookjes. Zo geloof ik dat alles in de wereld gevoel heeft, een ziel. En ik ben daar niet de enige in. Wie heeft er nooit tegen zijn of haar auto verzucht dat het er weer eens niet in zat? En ben ik de enige op de wereld die wel eens een aanmoediging richting een beeldscherm werp in de hoop dat dat helpt?
Dat bedoel ik dus. Ik ben opgegroeid met kinderliedjes en verhalen waarin huizen gevoel hadden, brievenbussen een eigen wil en teddyberen op reis kunnen gaan. Ik denk dat iedereen zich wel een beetje kan vereenzelvigen met het levende speelgoed uit Toy-Story dat zich in en door moeilijke situaties moet wringen.
Zo brak een beetje mijn hart toen ik op een keer langs een verscheurde beer fietste. Dit stuk speelgoed was waarschijnlijk op een kermis gewonnen door een paar tieners. Tenminste, ik hoop dat het tieners waren. Die hadden besloten om het speelgoed mee te nemen, het te verkrachten met een verkeerspaal en daarna af te maken met vuurwerk. De witte ingewanden van de beer lagen over het hele fietspad verspreid en wat er nog van hem over was hing aan de rood-witte paal.
Ik voelde woede en triestheid. Natuurlijk was dit een levenloos ding, zelfs voor het in baldadigheid aan stukken werd gescheurd. Maar het had ooit een ander doel gehad. Het was ooit een verzameling synthetische wol, een matje van bruin en oogjes van kraal. En aangezien het op een kermis gewonnen was was het door een handige Chinees in elkaar gestikt. Als een van de duizenden die op een dag zo’n fabriek verlaten.
Een ellendig begin van het leven om als een van de duizenden via een benauwde container naar Nederland te worden gebracht en uiteindelijk in een schiettent te komen hangen, mee te nemen bij vijftig punten of meer… Misschien dat die beer daar eindelijk een beetje hoop begon te krijgen. De hoop dat een stoere vader hem zou winnen en zou geven aan zijn zoon of dochter. Dat het kleine meisje of knulletje hem tegen de wang zou drukken. Dat hij mee mocht naar bed, verhaaltjes horen.
Of dat een smoorverliefde, en uiteraard botergeile, knul hem bij elkaar zou schieten en aan zijn vriendin zou schenken. Een vriendin die lekker rook, hem in haar armen zou nemen en dat hij zou meedansen in een innige zoen tussen de twee geliefden. En dat hij die avond getuige kon zijn van een potje rampetampen tussen de twee, omdat hij gewonnen was door hem. En als de inmiddels ex-vriend zijn zaad ergens anders ging verschieten dan zou hij helpen het meisje te troosten. Laten merken dat, hoewel die knul er niet meer voor haar was, hij bleef om de tranen op te vangen.
Nee, in plaats daarvan werd hij gewonnen door een stel pubers die geen enkele andere intentie hadden dan hem te martelen en op te blazen. Denk je eens in wat voor een toekomst er voor hem bestemd was, en dat die ruw geëindigd is op het middelpunt van een fietspad. Op een paal die moet voorkomen dat auto’s zomaar fietsers omver rijden. De angst en het besef van hulpeloosheid dat hij nooit een kind of een vrouw zou troosten.
Het deed mij dan ook een beetje pijn toen ik op nieuwjaarsnacht richting huis ging, een beetje tipsy kwam ik langs vernielde vuilnisbakken. Daar stond ik toch even van te kijken; dan heb je al een rotleven dat je niets anders mag doen dan het inslikken van poepzakjes van de hond, en dan wordt je ook nog eens aan barrels geknald. In de meest baldadige plekken van het land worden auto’s als IS slachtoffers in de fik gestoken…
Ik weet dat het niet echt is, maar toch ben ik af en toe bang voor mijn eigen sprookjeswereld. Misschien moet ik het mij niet aantrekken en vaker influisteren dat dingen dood zijn. Een gelukkig nieuwjaar iedereen. En ook voor jou, jij langzame laptop.