Negentien augustus liep ik over de brug over de Linge in de haven van Gorinchem. Ik was onderweg naar een verjaardag en mijmerde wat in mijzelf. Die verjaardag was van mijn beste vriend, Jonathan. We zijn al ruim vijfentwintig jaar vrienden. Af en toe hebben we een korte periode dat we niet met elkaar praten, soms vanwege iets wat ruzie genoemd kan worden, maar dat heeft altijd een oplossing die vanzelf aan komt waaien. In die vijfentwintig jaar hebben we geleerd waar we het over kunnen hebben met elkaar, en waar we beter onze mond over kunnen houden. Eigenlijk zijn er geen geheimen.
Mijn enige probleem was dat ik zijn verjaardag niet kon onthouden. Na het zoveelste jaar dat ik hem feliciteerde op de zestiende en de vijfentwintigste in plaats van de negentiende ben ik de gebeurtenissen van zijn verjaardag op gaan zoeken. En zo kwam ik erachter dat er een aantal overeenkomsten zijn. Zo is zijn verjaardag precies vijf weken, of zesendertig dagen, voor die van mij. Dat betekent dat wij altijd op dezelfde dag jarig zijn maar ook is op zijn dag keizer Augustus overleden. Die is weer geboren op mijn verjaardag. Genoeg aanknopingspunten om zijn verjaardag wel te onthouden.
Jonathan werd dertig, net als ik dit jaar doe, en beiden hadden we de overeenkomst dat we onze dertigste verjaardag vreesden. Niet dat we dachten dat er iets ergs te gebeuren stond. We waren al te oud om tot de club van zevenentwintig te behoren, en we schatten ons niet zo hoog in daar bij te kunnen horen. Nee, onze angst bestond uit het besef dat het aanbreken van ons dertigste levensjaar een onomkeerbare mijlpaal is. Niet langer zijn we twintigers, we zijn geen jongeren meer. En het is het gevoel dat de helft van ons leven er al op zit dat de overhand heeft.
“Maar je bent nog jong!” Is dan de veelgehoorde kreet. En dat bestempelen we als bullshit. De omwenteling van de dertigste is ook een moment om de balans op te maken over de afgelopen tien, twintig en dertig jaar. En de conclusie van die balans is dat we niet zijn waar we hadden gehoopt te zijn. Als we de komende dertig jaar hetzelfde doen als de afgelopen dertig jaar zijn we nog nergens! Het is pappen en nathouden, ons pensioen ligt om de hoek en we hebben niet de mogelijkheden of wil om te doen wat we willen.
Nu dient te worden vermeld dat wat we willen niet geheel duidelijk is. We zijn in elk geval niet waar we hadden willen zijn, dat is duidelijk. Maar waar we dan wel hadden willen zijn is ingegeven uit dromen van lang geleden. Toen we nog op school zaten en dromen hadden over de toekomst, plannen die toen al zo fantastisch waren dat uitvoering daarvan bij voorbaat al mogelijk was.
Plannen van tien jaar geleden die voor mijn dertig wordende geest even onnozel aandoen. Toen was elke euro nog een duizendje waard. Nu is een euro nog niet eens een euro. Ik zou in een koophuis wonen op mijn dertigste. Met een vriendin, of vrouw, en een kind. Ik zou niet in autowrakken rijden maar in auto’s! Ik was niet van plan geweest rijk te worden, maar wel voldoende geld te hebben om geen zorgen meer te hebben over geld.
‘Maar wat heb je dan wel bereikt?’ Vroeg mijn oma mij toen ik mijn zorgen met haar deelde. ‘Kijk daar eens naar.’
En dat was niet lastig. Ik was inderdaad niet de historicus die ik had willen zijn. Maar ik ben wel een columnist. Iets waar mijn opa pas na zijn veertigste aan begon. Mijn tante heeft tot na haar vijftigste moeten wachten voor ze een column in het Altena Nieuws kreeg, daar heeft ze veel te kort van mogen genieten. Maar ik ben ruim voor mijn dertigste al een columnist die af en toe herkend word. Ik krijg het schrijven steeds meer onder de knie en begin serieus na te denken om met een paar van mijn verhalen naar een uitgever te stappen.
Ik heb een vaste baan met leuke collega’s, ik heb geen koophuis maar een leuk huurhuis. Ik heb geen vriendin of vrouw, laat staan kinderen. Maar het gebrek daaraan maakt wel dat ik mij volledig kan richten op schrijven. Ik heb af en toe geldzorgen, maar weer niet zo extreem dat ik er wakker van lig. Ik heb geen hoge opleiding, maar heb ik dat nodig als ik door wil op hetzelfde pad als ik nu bewandel?
Ik ben niet waar ik had willen zijn. Maar ben ik daadwerkelijk ontevreden met het punt waar ik nu ben? Daar heb ik morgen, op mijn verjaardag, een hele dag om erover te filosoferen. Of pas over dertig jaar. Ik ben nog jong.