Ik ben altijd al slecht geweest in het onthouden van namen en gezichten. Wanneer ik vroeger op school de opdracht kreeg iets rond te delen was het dan ook een hels karwei omdat ik maar de helft van de namen bij de gezichten wist te onthouden. De andere helft moest ik door gokken en deductie bij elkaar zien te sprokkelen. Tegenwoordig is het niet veel anders: het duurde minstens een jaar voor ik mijn collega’s bij naam kende, en daarna een half jaar voor ik ze ook uit elkaar wist te houden. Niet zelden riep ik gewoon de naam van iemand die ik nodig had en kreeg daarna de juiste persoon te pakken.
Gebeurtenissen en ervaringen kan ik mij wel herinneren, heel lang als het nodig is. Maar namen en gezichten van vroeger ben ik weer vergeten. Laatst werd ik aangesproken in de supermarkt door iemand die mij vaag bekend voorkwam. We vroegen aan elkaar hoe het ging maar ik zou niet weten wie het was, of waarvan ik geacht werd hem te kennen. Hetzelfde gebeurde een paar jaar geleden. Een knul sprak mij aan en we hadden een prettig gesprek. Intussen werd in mijn brein alle registers open getrokken om erachter te komen wie deze persoon was. Volgens mij had ik ooit bij hem in de klas gezeten… denk ik.
Nog vreemder wordt het wanneer ik word herkend door personen die ik absoluut niet ken. Ik had, sinds ik voor de krant schrijf, wel een beetje verwacht herkend te worden. Of misschien niet, ik sta niet helemaal duidelijk op de foto en mijn baard en kapsel wisselen nogal eens van lengte. Het was dan ook niet voorgekomen dat ik werd aangesproken of herkend. En daar had ik vrede mee. Maar het is de laatste tijd wel aan het groeien.
Van mijn tante Carla begreep ik dat ze wist dat ze door minstens vier mensen gelezen werd. Gezien mijn ervaringen van de laatste weken denk ik dat ik dat heb verdubbeld. Zo was ik voor mijn periodieke controle bij de tandarts en boog mijzelf over een van de vele tijdschriften toen ineens het raampje van de receptie zich opende. ‘Jij bent toch Dion die voor de krant schrijft?’ Ik was eigenlijk een beetje verbaasd, we hadden het over mijn verleden van tandartsen, en dat ze mijn stukjes in de krant zo leuk vond.
De schok werd groter toen ik naar het dichterspodium ging. Hier werd ik wel vijf keer aangesproken over mijn stukjes in de krant. Eén daarvan vergiste zich tussen columnist en verslaggever, maar die reken ik voor het gemak maar mee. Zo word ik tegenwoordig herkend door mensen die ik helemaal niet ken. En die mensen hebben commentaar, soms inhoudelijk, over de columns die ik schrijf. Maar het mooiste is dat ik mijzelf geen zorgen hoef te maken deze mensen te herkennen. Al is het natuurlijk wel fijn om die mensen een beetje te leren kennen; achter elk mens schuilt een verhaal. En elk verhaal is het vertellen waard.
Of het fijn is herkend te worden laat ik in het midden, het is wel fijn om te weten dat mensen mijn stukjes lezen, met aandacht zelfs. Toch blijf ik bij de woorden die Harrie Jekkers ooit eens gebruikt heeft in een van zijn (oude) conferences: “ik word de hele dag herkend, en dat vind ik geinig!”