Het lijkt een vast programma te zijn van mijn auto. Als de dagen duister worden en ik snak naar een straaltje zon krijgt hij kuren. Misschien heeft hij last van een winterdip. De vorige keer had hij enkel nieuwe bougies nodig. En dat terwijl ik dacht dat het motorblok los was geschoten omdat die leek te rammelen onder de motorkap. Een simpele oplossing, dacht ik. Maar ik denk niet dat dit het geval is omdat het nu ernstiger is. Het is sowieso zichtbaar voor een autoleek als ik, dus dan is het al snel ernstig.
Terwijl ik vorige week richting huis reed, of beter gezegd naar de winkel en dan naar huis, en vrolijk naar de radio luisterde hoorde ik ineens een gek geluid. Een beetje alsof ik over kiezels reed, met als enig nadeel: ik reed niet over kiezels maar over een asfaltweg. Op dat moment besefte ik niet dat dit een echt probleem was. Ik hoor wel vaker onverklaarbare bonken, en het was nu eenmaal Halloween, de dag dat volgens de Kelten de grenslijn tussen de geestenwereld en de levenden op zijn dunst was. Zo dun zelfs dat geesten willekeurig over kunnen springen naar onze wereld. Misschien was er een kiezelgeest in mijn auto gekropen.
Dan deed die kiezelgeest in elk geval vreemde dingen. Toen ik de bocht wilde nemen merkte ik dat ik mijn stuurbekrachtiging kwijt was. En ook toen viel het acculampje op mijn dashboard op. Vreemd. Talloze gedachten gingen door mijn hoofd, maar ik was er zeker van dat dit niet goed was. In plaats van naar de winkel besloot ik meteen naar huis te rijden om dit probleem beter te bekijken. Daar aangekomen ging ik mijn vaste programma af. De auto uitzetten en nogmaals starten. Meestal is dat dé probleemoplosser. Helaas, nu niet. Daarna pakte ik het informatieboekje erbij. Ik dacht dat het acculampje wellicht iets te maken kon hebben met het wegvallen van de stuurbekrachtiging. Maar volgens het boekje was dat niet het geval en ging het lampje van de accu… puur over de accu. Een lichttest was mijn volgende actie. Misschien lag er een zekering uit, dat zou kunnen. Maar de lampjes brandden.
Dan maar onder de motorkap kijken en heel intelligent de details napluizen. Onthoud dat ik een autoleek ben en dat onder de motorkap kijken niets betekent. In elk geval kijk ik in de hoop dat er een goede aanwijzing is dat er iets aan de hand is, of dat er een knipperende pijl komt die aanwijst wat het probleem is. Bij gebrek aan knipperende pijlen moest ik concluderen dat er iets aan de hand was. Maar wat? Toen besefte ik dat mijn stuurbekrachtiging weg was, dat ik een geluid had gehoord en dat dit misschien kwam door een lek! Dat er een olieleiding was gesprongen die een einde had gemaakt aan mijn stuurhulp. In dat geval zou er olie moeten zijn. Ik boog mij dus voorover en zag een rubberen band hangen.
Dit was wat er mis was, de rubberen band, die normaal rondjes draait en altijd al een tikkend geluid had gemaakt, was gerafeld en van de rolletjes gegleden. Dat was een probleem. Ik wist nu in elk geval wat het was, nog niet wat eraan te doen. Een belletje naar de garage was nu noodzaak geworden en heel technisch wist ik uit te leggen dat de “rubberen band voor in mijn motorkap van de dinges was gescheurd.” Na enig heen en weer praten besloot ik dat ik Sleeuwijk, waar mijn vaste garage is, nog wel kon halen en vroeg ik aan mijn overbuurman of hij mij op wilde halen.
Ik begon dus aan de rit die uiteindelijk meer een overlevingstocht zou worden. De eerste paar kilometer ging goed, tot het airbaglampje begon te branden. Dat vond ik vreemd en een beetje beangstigend. Nog even en mijn dashboard zou een kerstboom zijn als het zo doorging. Een paar honderd meter verder viel de radio uit en besefte ik pas werkelijk wat de rubberen band deed. Die zorgde ook voor de stroomvoorziening! Ik reed enkel op accustroom, en het was niet langer mogelijk om de airbag en de radio te laten draaien!
Maar dat was nog maar het minst van mijn problemen. De lichtjes op het dashboard dimden, de auto begon te stotteren en ik moest keuzes maken. Sleeuwijk was nog vijf minuten rijden, maar mijn auto zou snel stilvallen als het zo doorging. Ik moest denken aan de film “Apollo 13” het waargebeurde verhaal van een mislukte maanreis waar duidelijk werd dat de commandocapsule niet voldoende energie bij zich had en er essentiële systemen moesten worden uitgezet. Nu was Sleeuwijk geen maanreis, maar ik zou stranden als ik niet iets zou doen. En er was niet zo heel veel meer om uit te schakelen.
Ik peilde daarom het licht, rekende mijn kansen en besloot dat als fietsers in het stikdonker zonder licht aan het fietsen zijn, ik ook mocht rijden zonder licht in de schemer. In het steeds verder invallende duister zette ik daarom mijn lichten uit. Negeerde mijn eigen regel om bij elke bocht richting aan te geven en hoopte intussen dat de auto het niet zou begeven. Sleeuwijk kwam in zicht, het bordje Sleeuwijk passeerde ik. Ik was er bijna.
En misschien zou ik het ook wel gehaald hebben als er geen gare Citroën voor mij was gaan rijden. Deze reed niet alleen te langzaam maar remde ook te vaak. En hoewel mijn verlichting uit stond kon ik niets doen aan de remlichten die elke keer wanneer ik remde oplichtten. Twee straten voor de garage, voor het einddoel, viel de auto uit. Meer was het niet. En er was ook niets meer om te doen dan aan de kant zetten en gaan lopen. Ik zag mijn buurman langsrijden, maar zonder werkende toeter of verlichting kon ik die niet waarschuwen. Ik moest dus gaan lopen en vertellen dat ik stil stond, en of ze mij bij de garage wilden helpen.
Een startkit later racete ik naar de garage. Dit verhaal heeft gelukkig een goede afloop, de kosten vielen mee en mijn barrel rijdt weer. Tot de volgende winterdagen weer een nieuw probleem zal zijn.