Vorig jaar was ik een beetje teleurgesteld. Ik volg het koninklijk huis op Facebook en zag dat het werkpaleis van de koning en koningin open was gesteld voor het publiek. Je moest echter wel kaartjes kopen. En uiteraard greep ik ernaast. In een paar uur tijd waren alle kaarten voor het paleis uitverkocht. De stallen waren nog wel open. Maar waarom zou ik daar naartoe gaan? Ik wil het paleis, ik wil goud en glitter.
Toen ik een paar weken geleden weer de aankondiging zag aarzelde ik dan ook niet en kreeg een kaartje in handen. Het spijt mij dat ik niet meer mensen mee kon nemen, maar de tijd drong. Ik wilde niet op een onmogelijk tijdstip, en ik moest beschikken over een geboortedatum en juiste naam.
Dus er zat een tripje Den Haag in, helemaal voor mij alleen. Wie mijn eerdere stukje heeft gelezen weet dat Den Haag de eerste verre bestemming was die ik aandeed nadat ik mijn rijbewijs had. En ik hoopte dat jaren ervaring mij deze keer beter zouden helpen. En dat deed het gelukkig. Mijn grootste angst is dat ik een boete gescoord heb, ergens. Maar ik zou niet helemaal weten waar want ik ben er vrij zeker van dat ik mijzelf aan alle verkeersregels gehouden heb. Behalve het moment dat ik dacht dat het mogelijk was om mijn auto op het terrein van de SER te kunnen parkeren.
Maar ik ging uiteraard voor het paleis. Voor de pracht praal, goud en glitter. En ik kan een bezoek zeer zeker aanbevelen, vooral in de setting waarin deze werd geboden. In elke belangrijke zaal stond een bobo van het paleis die uitleg gaf over de zaal zelf of de kunstvoorwerpen. Vele mensen stonden te popelen om foto’s te maken van elk hoekje wat ze zagen en keken smachtend naar massief gouden kaarsenkandelaars. De vingers trillend van verwachting om ook deze op de gevoelige plaat vast te leggen.
Ik aarzelde om hetzelfde te doen. Aan de ene kant wilde ik natuurlijk ook foto’s om te laten zien. Aan de andere kant heb ik gemerkt dat wanneer je vooral ergens naartoe gaat om foto’s te maken je alleen daarvoor leeft. Ik wilde niet leven voor de foto’s, of alles aanschouwen door het schermpje van mijn telefoon. Ik wilde ervaren, beleven. Deze zalen werden normaal alleen aanschouwd door de koning, de familie en hoogwaardigheidsbekleders. Ministers en ambassadeurs liepen over dit tapijt en beklommen de statige trappen. Die liepen toch ook niet met hun IPhone in de aanslag?
Daarom probeerde ik mijzelf voort te bewegen met de air van een regent. Met ingetogen interesse kijken naar de vele schilderijen. De kunstvoorwerpen en architectonische hoogstandjes. Toen ik de koninginnentrap beklom luisterde ik naar het galmen van mijn voeten op de trap en stelde ik mij voor dat ik een premier was die na vier jaar succesvol het land te hebben geleid zijn ontslag aan kwam bieden aan de koning.
Alleen in de balzaal liet ik mij even gaan, deze enorme ruimte die een gouden licht uit leek te stralen moest wel worden vastgelegd. Net als de kamer waar de koning en koningin op prinsjesdag wachten tot ze het balkon op mogen om naar het gewone volk te wuiven. Pas toen ik die kamer had bekeken en naar de uitleg van de persoonlijke -adjudant?- van de koning had gehoord liep ik verder zonder mijn telefoon. Ik luisterde weer naar mijn voetstappen op de trap naar beneden. De koningstrap en even stelde ik mijzelf voor dat ik een ambassadeur was.
Na buiten gekomen te zijn kwam ik weer in de drukte van Den Haag terecht. Er stond geen erewacht voor mij als nieuwe ambassadeur. Ik was de koning zelf ook niet tegengekomen en had behalve een heel mooi informatieboekje niets uit het paleis mogen ontvangen. Ik was weer een normale burger van de staat der Nederlanden. En als gewone burger, niet gebonden aan protocol, en zonder een paleis om in te wonen of werken, ging ik Den Haag maar in om te doen wat iedereen doet als die even in Den Haag is. En dat is een verhaal voor volgende week!