“Jules Deelder (75) is overleden. Meer informatie volgt.” Dit berichtje kreeg ik binnen op mijn telefoon, begeleid door een foto van het markante hoofd van de nu overleden Rotterdammer. Ergens deed het mij wel wat. Net als dat de dood van Cruijff mij ergens ook wat deed. Maar ik had meer met Deelder dan Cruijff.
Zoals gezegd was hij markant. Niet alleen zijn eeuwig zwarte kleding en zijn sikje. Wanneer hij op tv was had hij iets clownesks. Tegelijkertijd was hij een kunstenaar en een rebelse tiener. Ik herinner mij nog dat hij meedeed aan “In Holland Staat een Huis.” Het programma waarin twee buren zich aangemeld hadden om elkanders huis te verbouwen. Dat programma, en de tenenkrommende plaatsvervangende schaamte, verdienen een eigen column. Maar dit gaat over Deelder.
Deelder die, zonder gêne voor de camera op de vroege ochtend een glaasje sterke drank inschonk. Voor hij verder ging met het vergallen van de woonkamer van een van de ongelukkige buren. Deelder besloot, als finishing touch, een vrouw te verven en als levend standbeeld in te zetten. Ik weet niet waardoor de bewoners meer ontzet waren toen ze thuis kwamen. De verbouwing, het standbeeld dat bleek te leven. Of hetzelfde halfnaakte standbeeld dat, ziek van de verf de wc opzocht om in over te geven.
Of dan de reclame die hij maakte voor een bekend wasmiddelmerk om hun zwarte wasmiddel aan te prijzen. Het ging niet zozeer over het wasmiddel als wel over Deelder met een ode aan “zijn” zwart. Beginnend met “Black Velvet” en eindigend met een gedicht over zwart. Persoonlijk vind ik zijn Kutgedicht leuker. Maar dat is ook weer een ander verhaal.
Wat mij het meest raakt is eigenlijk het feit dat de dood van bekende mensen mij zo raakt. De dood van mensen die ik persoonlijk kende is voor mij ook een reden om te rouwen, maar waarom doet de dood van mensen die ik niet echt kende mij, en anderen, ook zo veel?. Want anders dan van tv en af en toe een gedicht kende ik Deelder natuurlijk niet. Hetzelfde gaat op voor de vele andere bekende mensen die in het afgelopen jaar overleden zijn. Wanneer er een ontploffing vanuit Syrië op tv wordt getoond weet je dat er mensen bij omgekomen kunnen zijn. Toch doet me dat weinig.
Het is de vloek van de moderne tijd. Televisie, radio en internet hebben ons toegang gegeven tot bekende mensen. Waren vroeger enkel koningen, keizers, pausen en af en toe een filosoof bekend. Tegenwoordig genieten honderdduizenden mensen in meerdere of mindere mate bekendheid. Door de camera en twitter zijn we niet enkel bekend met hun werk. Maar ook met hun privé. We weten hoe de mensen spreken en heel gemakkelijk hoe ze denken.
Door het internet is het ook al heel snel duidelijk wie er overleden is. En de reacties daarop. Vroeger had het nieuws van de dood van een koning dagen, weken of zelfs maanden nodig om zich te verspreiden. Nu weten we het in een omhaal. De reacties weten we in een aantal minuten en met de druk op een knop weten we de biografie van de overledene.
De bekende personen, de koningen en keizers, zijn persoonlijk geworden. Familie bijna. En daarom is het zo aangrijpend. Het is niet langer een naamloos iemand die overleden is, maar iemand die je hebt horen spreken. Die je streken uit hebt zien halen. En iemand die je zelfs na zijn dood nog kan leren kennen.
Nu is dat het lot van personen die bekend, of min of meer bekend zijn. Ze zijn niet naamloos en ze zijn niet gezichtsloos. Mensen die zij niet kenden rouwen mee rond hun sterven. De enige troost is dat het voor de dood niets uitmaakt. De dood geeft niet om je social media. Die geeft niet om je bekendheid of onbekendheid. De dood komt voor iedereen. En op momenten dat je het eigenlijk niet verwacht, en dat het niet uitkomt. Voor de dood is iedereen absoluut gelijk. Een klok die niet meer tikt, hoe mooi ook, heeft zijn functie verloren. Dat gaat ook voor mensen. Wat iemand ook gepresteerd heeft in het leven. Na het sterven lukt dat niet meer en heb je zeker geen eer van je werk.
Daarom wens ik iedereen, bekend of niet, vrolijke dagen toe. Vier ze zolang het nog kan, het kan zomaar voorbij zijn.