Afgelopen maandagavond werd ik overvallen door een hoos aan nieuwsmeldingen die allemaal hetzelfde bevatten: “brand in de Notre Dame.” Er schoten meteen meerdere gedachten door mijn hoofd. En de eerste was tekenend voor onze tijd: ik hoopte dat het het geen aanslag was. Waarom iemand een aanslag zou willen plegen op deze historische kathedraal was ook voor mij een raadsel. Maar wat voor reden heeft een aanslagpleger nodig?
Aanslagplegers plegen nu eenmaal aanslagen. Dat is hun werk. Dan was er nog de vraag wie deze aanslagpleger kon zijn? Was het een moslim? Of iemand die de kerk wilde straffen voor het kindermisbruik? Of waren het misschien de gilets jaunes? Deze hadden eerder al monumenten aangevallen bij hun vreedzame protesten. Behalve winkelruiten hebben ze ook de beroemde triomfboog van Parijs aangevallen. Een aanslag op een kerk is dan niet eens zo heel ver gezocht.
De andere gedachten gingen vooral over het gebouw zelf en de dingen die de afgelopen jaren al zijn verdwenen, al dan niet door toedoen van de mens. Het Blauwe Raam op Malta is ingestort. Idioten van IS hebben Palmyra met de grond gelijk gemaakt. Historische schatten zijn verloren gegaan bij een brand in het historisch museum van Brazilië. En nu zou er weer iets verdwijnen.
Er zijn mensen die noemen de Notre Dame enkel een gebouw. Een gebouw beroemd geworden door de verhalen van Victor Hugo, welke later door Disney tot een speelfilm gemaakt is. Maar het is, in mijn ogen nog veel meer. Het is niet zomaar een gebouw, of een mooi en indrukwekkend gebouw. Het is een testament.
Wat ons mensen uniek maakt is dat wij de wereld vormgeven. God maakte de mens, en na de ontsnapping uit het paradijs zag de mens dat de creatie van God ruk was en dat zij het beter konden. De mens begon huizen te bouwen. En na huizen kwamen paleizen voor de rijken. En uiteindelijk monumenten. Monumenten die de eeuwigheid van de mens onderstrepen.
Monumenten zijn een gift van de mensheid aan de mensheid zelf. Een testament van de mensen die eraan gewerkt hebben om hun kunnen te tonen. Om te laten zien dat zij zwaartekracht konden overwinnen. Ter ere van koningen, keizers, wetten of God zelf. Natuurlijk was de mens tot nog meer in staat. Er zijn prachtige schilderijen gemaakt, er zijn geweldige beelden gehouwen. Maar deze monumenten van steen, hout en glas waren voor alle mensen te zien. Van de laagste boer tot de hoogste heer. Elk van hen kon, en had het recht, om het hoofd in de nek te werpen en zich te verbazen over de bouwkunst van zij die hen voorgegaan zijn.
En een van deze monumenten stond op het punt verzwolgen te worden door vuur. Seculier als ik ben voelde ik ook de pijn. Maar ook de angst dat deze schoonheid niet meer te bezichtigen zou zijn. Er zou natuurlijk herbouwd worden, maar het zou nooit hetzelfde zijn. Een steen die opnieuw gelegd was op dezelfde plek als de vorige steen? Die zou nooit meer zijn dan een steen die opnieuw gelegd was. Het zou niet dezelfde steen zijn, hoe realistisch het ook gemaakt zou zijn.
Maar ik haalde opgelucht adem toen de kerk uiteindelijk opmerkelijk goed uit de vlammen kwam. Het dak ligt inderdaad in puin, en de spits is ingestort. Maar de façade is redelijk onaangetast. De ramen en het orgel zijn nog heel en de muren zijn geblakerd maar nog niet gevallen. Een groot deel van de kunstschatten en relieken is gered. En het belangrijkste: er zijn geen doden gevallen.
Of misschien nog belangrijker, voor mijn gemoedsrust; het was geen aanslag maar een fout bij de verbouwing. En intussen lijkt het hele westen, onafhankelijk van afkomst of gezindte, de schouders en bovendien geld ertussen te zetten om de kerk weer snel op te knappen. Als een testament voor de mensen van vroeger, en voor de mensen die na ons komen.