Een paar weken geleden werd ik gewaarschuwd dat mijn oma wel eens langs kon komen. Blijkbaar had ze voor al haar kleinkinderen een envelop klaargemaakt en wilde ze die af komen geven. Corona of niet. Het lijkt er overigens op dat mijn oma sinds het begin van de coronacrisis vaker langs is geweest dan ze eerst deed. Zo kwam ze inderdaad bij mij om de envelop af te geven.
De envelop bevatte werkjes, tekeningen en herinneringen aan dingen die ik ooit gemaakt en gedaan had. Kindertekeningen, krantjes die ik vroeger wel eens maakte. Maar ook een krantenartikel, met foto, van mijn tijd op de middelbare school. Een van mijn beste herinneringen aan die periode. En dat was niet enkel omdat ik in de krant was verschenen, maar omdat het ook een mooi verhaal is.
Hoe ik erin ben gerold weet ik niet meer. In elk geval zou er op school in de derde klas een debatwedstrijd worden gehouden met de andere middelbare school uit het dorp. Misschien had ik mij opgegeven, misschien was ik aangewezen. Als voorbereiding kwamen de deelnemers van mijn school, het Altena College, bij elkaar om iets van een strategie uit te stippelen. Niet dat deze veel geholpen heeft, ik kan mij daarvan ook weinig herinneren.
Er werden een paar proefstellingen opgenoemd waar we dan een discussie over moesten houden. Misschien is dit de hele reden dat ik hier weinig van weet, want ik blonk niet echt uit tijdens deze oefening. Het was dus de vraag hoe het zou zijn wanneer we voor een gevulde aula verbaal de degens zouden kruisen met de tegenstander. In elk geval is dat de plek waar we ons een paar weken (of dagen?) later terug vonden. Op het podium met twee rijen stoelen tegenover elkaar. Een tafel met een jury, microfoons en een hemeltergend verveeld publiek van derdejaars in de stoelen.
We namen plaats in de stoelen, en de eerste stelling werd voorgelezen. Schuchter keken we elkaar aan tot er één iemand naar de microfoon liep en een tegenstelling brulde. Daarna kwam de tegenpartij met een antwoord daarop. Of een vraag. Het duurde in elk geval niet lang voor ik naar de microfoon ging en een verhaal afstak. Het onderwerp ontging mij. Maar ik was nog niet gaan zitten of ik stond alweer op om verbaal af te rekenen met de persoon achter de andere microfoon. De rest bleef zitten.
Ik begon de trend door te krijgen; negen van de tien keer was ik het die klaarstond om een antwoord te geven. De stelling te verdedigen, of de stelling aan te vallen. Op gegeven moment vond ik het buitengewoon vermoeiend om te gaan zitten en bleef ik gewoon staan. Ik hield de microfoon vrij, maar wanneer er niet snel iemand naartoe ging nam ik de plek in en begon te spreken.
Onderwerpen die toen relevant waren passeerden de revue tot de jury bekend maakte dat ze zich gingen beraden op de personen die het beste waren. Die zouden dan doorgaan naar de finale en een stelling moeten verdedigen. Uitgeblust strompelde ik het podium af en werd opgevangen door mijn klassenlerares die ik nog nooit zo trots had gezien. De leerling die twee jaar eerder nog was blijven zitten. Die moeite had met alle talen en eigenlijk altijd ondermaats presteerde had zijn waarde bewezen in een gevecht met woorden. In elk geval wist ik niet zeker of ik me aangerand moest voelen toen ze mij een zoen gaf en daarna meenam naar de keuken voor een glas cola.
Uiteraard kwam ik in de finale voor mijn school. Logisch want ik had de meeste gesprekstijd op mij genomen. Zelfs als er een betere debater in ons team had gezeten dan had ik die alsnog geen tijd gegeven om te schitteren. Het was dus dat ik het op moest nemen tegen een meisje van de andere school met de gevleugelde stelling: “Kleding van Lonsdale is racistisch.”
Ik dacht serieus dat het kat in ‘t bakkie was. Ik was er namelijk niet van overtuigd dat Lonsdale racistisch was. Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat kleding racistisch kan zijn. Maar mijn tegenstander was het daar niet mee eens en ik kreeg er helaas geen voet tussen. Ik kwam niet uit mijn woorden. Ik sprak bezoedeld uit als “bedoezeld” een uitspraak die ik nog steeds logischer vind klinken. En de jury was redelijk unaniem dat het meisje had gewonnen.
Achteraf zou ik vertellen dat ik expres tweede was geworden. En ondanks alles ben ik nog steeds blijer met mijn tweede plaats dan ik met de eerste plek had kunnen wezen. Als prijs won ik namelijk een cd-bon van maar liefst vijfentwintig euro. Een hoop geld voor een tiener in die tijd. En dat heb ik lekker besteed aan een spel dat ik graag wilde hebben. De winnaar werd afgescheept met een vliegtochtje boven Altena.
Nu bezorgde dat spel mij slapeloze nachten. Maar dat zou een vliegtocht met mijn hoogtevrees ook hebben gebracht. Ik ben dus nog steeds blij, en trots, op mijn tweede plaats!
Ik sta rechts, jong en onschuldig...