Ik weet nog een van de eerste “verhalen” die ik schreef. Ik moet een jaar of zeven zijn geweest. Het was een allegaartje van losse zinnen en opvolgende situaties. Het ging over een huis dat in brand stond en waar mensen bij aan het kijken waren hoe het vuur gedoofd werd door brandweerlieden. Intussen, tegelijkertijd, kwam Frits thuis van zijn reis.
Hoe de brand is veroorzaakt staat nergens beschreven. Ook niet waarom Frits ineens terugkomt of wat zijn reis in heeft gehouden. Enkel de mensen reageren op het terugkeren van de mysterieuze Frits. Blijkbaar was het enthousiasme om Frits voldoende om de brand te vergeten. Nu heb ik die tekst niet meer en kan enkel teren op de herinnering aan dit verhaal. Hoe de tekst geschreven was weet ik niet meer. Ik weet niet eens of het wel leesbare tekst was. Voor hetzelfde geld heb ik op het toetsenbord getikt en heb ik een betekenis gegeven aan de chaos van letters.
De hele reden dat ik het onthouden heb komt volgens mij omdat ik geprobeerd heb het plot aan mijn vader uit te leggen. Die vond mijn eerste roman niet de moeite om uit te printen of op te slaan. Het zou nog jaren duren voor ik begon met het schrijven van verhalen, en daarna nog een tijd voor ik met columns of zaterdagstukjes zou beginnen.
Maar elk van die verhalen hebben bijgedragen aan wat ik nu kán schrijven. Misschien als Frits nooit terug was gekeerd van zijn reis, of de huizen niet in brand hadden gestaan, had ik nooit de drang gehad het te verbeteren. Of misschien heb ik op het moment dat ik dat onleesbare verhaal schreef wel voor het eerst het besef gekregen dat er zoiets is als het omzetten van fantasie en gedachten in tekst. Dat schrijven niet enkel voorbehouden was aan schrijvers, maar aan iedereen!
Maar, zoals ik al zei; het verhaal had niets. Geen waarde en nauwelijks een plot. Het was ontsproten aan een kinderbrein dat allang doorgegaan is. En als volwassene vergeet je soms weleens hoe fantasierijk kinderen kunnen zijn. Nu ga ik niet zeggen dat ik geen fantasie heb. Er is geen spel dat ik spelen kan, boek dat ik lezen kan of film die ik kan zien zonder er een eigen verhaal aan vast te maken. Elk van de verhalen probeer ik in te passen in een enorm universum waar mijn eigen personages doorheen wandelen.
Zo ben ik niet enkel een toeschouwer bij het lezen, maar moet ik soms het boek opzij leggen om te besluiten hoe mijn eigen verhaal verder gaat. Dit heb ik altijd al gedaan, maar zelfs dan vergeet ik hoe fantasierijk een kinderbrein kan zijn. Afgelopen maandag waren mijn broertjes jarig, en ik ging naar Thygo om zijn cadeau te overhandigen. Zodoende zag ik mijn neefjes ook even. Melle die net veertien maanden is en een appel wilde voor hij naar bed werd gebracht. En Fedde die enthousast was mij te zien en nog wat langer op mocht blijven.
Na aandringen van zijn vader, en van ons, was Fedde best wel bereid een verhaaltje te vertellen. Terwijl hij zijn stem dramatisch liet dalen op spannende momenten en luide uitroepen deed tijdens hoogtepunten vertelde hij zijn verhaal. Krokodillen, dinosaurussen, koeien en boten die naar het verre Duitsland gingen. Alles kwam voorbij tot uiteindelijk alle dieren besloten elkaar op te eten.
Een verhaal als ik nooit zou kunnen bedenken, zelfs als ik mijn best zou doen. Ik hoop dat Fedde snel gaat schrijven zodat, anders dan Frits en het vuur, zijn verhalen voor eeuwig gelezen zullen worden.