De canon van Nederland is aangepast. Een lijst van vijftig gebeurtenissen en mensen uit de vaderlandse geschiedenis die mensen zouden moeten kennen. Een vastgestelde lijst waar scholen zich niet aan hoeven houden, maar wel aangeven wat de regering belangrijk vindt om te leren. Ik weet nog dat bij de introductie van de canon ik al mijn bedenkingen had.
Op de basisschool had ik een leraar die dol was op geschiedenis. Hij gaf het zo graag dat hij zijn les wekelijks wisselde met de parallelklas. Hij gaf dan geschiedenis aan hen, en onze klas kreeg aardrijkskunde van de andere leraar. Ironisch genoeg leerde ik niet zozeer aardrijkskunde, maar heb ik wel een hoop opgestoken van de koude oorlog in Berlijn.
Maar mijn leraar, meneer van Houwelingen, loodste mij door de Gouden eeuw. Hij was nog van de oude stempel en kon prachtig vertellen over de daden van de Republiek tegenover de grootmachten van die tijd. Hij leerde mij het begrip stapelmarkt. De tocht naar Chatham, het moment dat de Republiek op de rand van de afgrond balanceerde in 1672. De moord op de gebroeders de Witt. De Glorious Revolution (oftewel; Nederland veroverde Engeland, zo las ik het dan) en uiteindelijk de pruikentijd.
Hij ging soms zo op in zijn verhalen dat hij zich absoluut niet gehouden zou hebben aan de Canon in welke vorm dan ook. Op de middelbare school had ik, in mijn eerste jaar, een vergelijkbare geschiedenisleraar die ons zowel de val van Troje als de tachtigjarige oorlog bij probeerde te brengen. Een klacht die de mensen van nu zouden hebben over beide leraren is dat ze niet, of nauwelijks, aandacht hebben besteed aan de slavenhandel of de bruutheid van de Nederlandse kolonisatie. Want waar winnaars zijn zijn ook verliezers, natuurlijk. En vooral in vroeger tijden was de wedstrijd tot bestaansrecht geen voetbalpotje te noemen. Doden en bloed vielen en vloeiden werkelijk.
In elk geval wisten beide leraren hun eigen canon richting te geven. En ik heb daarbij ook voldoende geleerd, al heb ik een hoop mijzelf aangedaan. Daardoor kan ik zeggen dat de Nederlandse geschiedenis, of zelfs de wereldgeschiedenis, niet samen te vatten is in een canon. Laat staan een canon van vijftig tegels. Bovendien richt je een bepaalde blik en denkwijze op wanneer je vaststelt dat er vijftig punten zijn die kinderen moeten kennen.
Eén van die verfoeide tegels is gelukkig verdwenen; de grachtengordel van Amsterdam. Dat is geen Nederlandse geschiedenis! Ik wil het economisch belang van Amsterdam nu en in het verleden niet wegvlakken. Maar een persoon uit Limburg of Drenthe heeft weinig aan de grachtengordel. Waar worden de veenkolonies genoemd? Of de bruutheid die vanuit de landsheren?
Noord Brabant, specifiek de regio rond Eindhoven en Tilburg, was een paar jaar geleden nog het industriële hart en kenniscentrum van Europa. Maar nergens wordt vermeld dat de plaatsen tijdens de “glorieuze” Hollandse republiek onderdrukt werden. Het gebied dat nu noord Brabant is was niet eens lid van de republiek. Het moest buigen of barsten voor de maatregelen van de onderdrukkende protestantse bezetter. Wordt niet genoemd.
Jeroen Bosch heeft een plekje. Maar niet de Sint Elizabethsvloed waaruit de Biesbosch en het huidige rivierenlandschap zijn ontstaan. Een les dat wanneer je op je lauweren gaat rusten en de dijken verzaakt je vanzelf verzuipt. Of dat de dijkgraven het oudste democratische instituut van Nederland, of misschien zelfs West-Europa, zijn.
De Nederlandse geschiedenis is te omvangrijk om samen te vatten. En eigenlijk telt een poging om het te doen alleen maar verliezers. Ik begrijp de noodzaak van het vaststellen van punten. Maar zeg nooit dat men deze “moet” kennen. Want dan ken je een hoop niet.