Soms heb ik er een hekel aan dat ik alleen een zaterdagstukje heb. Wat had ik afgelopen zondag en maandag behoefte aan een uitlaatklep. Uiteraard heb ik het, in de verte, over de ontknoping van de Formule 1. Ik geef toe dat ik pas ben gaan kijken toen Verstappen voor het eerst in een auto van Red Bull plaats mocht nemen. Zodoende was ik ook meteen getuige van zijn eerste overwinning in Barcelona.
Ik heb een natuurlijke hekel aan alle sporten tot een Nederlander er succesvol in wordt. Toen bij het Groot Nederlands Dictee te veel Vlamingen met de prijs aan de haal gingen heb ik automatisch mijn interesse in de taaloefening van vroeger verloren. Maar met dezelfde regel ben ik ook pas geïnteresseerd in de Tour de France, Vuelta of de Giro wanneer een van de godenzonen van het vaderland vooraan fietst.
Voetbal heeft mijn onverdeelde aandacht wanneer er oranje shirtjes op het veld staan, en dan in een eindtoernooi. De uitslag van een oefenwedstrijd of plaatsing lees ik wel op het internet. Uitzondering is vrouwenvoetbal, dit om andere reden dan de sport. Maar zelfs dan is er op het enorme aanbod aan zenders altijd wel iets interessanters te ontdekken.
Zo had ik jaren terug een afkeer van de Formule 1. Het enige wat ik ervan wist is dat Ferrari erin reed, dat Schumacher de beste coureur was, en dat het verder kijken was naar auto’s die tientallen keren hetzelfde rondje moesten maken. De pure definitie van saai. Als ik een paar uur wilde kijken naar hetzelfde rondje zette ik wel de ruitenwissers aan. Hoe heb ik mijn mening bijgesteld.
Maakt mij dat een mooiweerfan? Wellicht. Ik weet dat “echte” fans gruwen van dit type “fans”. Net als de lezers van de boeken van Harry Potter, Een Lied van IJs en Vuur en In de Ban van de ring een afkeer hebben van zij die alleen de films of serie gezien hebben. Want waar is Dobby in het vierde deel? Of Tom Bombadil in de films. En waarom komt in de hele serie “Game of Thrones” geen vrouwe Steenhart voor terwijl ze in de boeken een belangrijk personage is.
De waarheid is echter wel dat ik vorige week zaterdag klaar zat voor de kwalificatie en zondag voor de race. Na een prachtige kwalificatie hoopte ik dat Verstappen een kans had om Hamilton bij te houden. Anders dan een week eerder. Oh, wat had ik het mis. Vanaf de start was de Mercedes van sir Lewis superieur. De enige smet, het afsnijden van de bocht nadat hij zich van de baan liet dwingen, had op de lange termijn niets veranderd aan dit feit.
Als Hamilton zich mokkend achter Max had gevoegd zou hij een paar bochten later weer voorbij de Red Bull gestoven zijn. De hele middenrace was ik overtuigd van de winst van Hamilton. Ik had me er geestelijk al mee verzoend, net als vrijwel iedereen denk ik. Het prachtige gevecht van Perez gaf hoop. Die even snel vervloog als Lewis Hamilton weg kon trekken bij Max Verstappen.
Na de gele vlag en virtuele safety car was er wéér hoop. Zou het met verse banden wél lukken? Nooit eerder in mijn leven heb ik zoveel interesse gehad in vijf cijfertjes die langzaam afbouwden en rond de twaalf seconden bleven steken. Als Max moest verliezen, en dat ging hij doen, liet het dan zijn met een seconde of zes, of minder. Niet met een tiental seconden zodat het niet alleen pijnlijk, maar ook vernederend zou zijn.
En toen kwam het wonder van een auto in de vangrail. Het wonder van een safety car, het wonder van het opnieuw wisselen van banden. Er was wéér hoop! En weer begon bij mij het rekenen. Zou die auto op tijd weg zijn? Zou de safety car op tijd naar binnen kunnen? Het mirakel van een geherstructureerd veld maakte het zondagwonder compleet. Ineens zat Max Verstappen op de staart van Lewis Hamilton. Niet alleen dat, hij zat er zelfs naast.
Daarna heb ik naar de televisie geschreeuwd zoals ik zelden heb gedaan. Misschien toen de slechterik uit de inmiddels ter ziele Netflix-serie “Marco Polo” besloot de voeten van een kind te breken dat ik harder mijn mening geuit heb. “Come on! Come on!” alsof Max het zou kunnen horen over duizenden kilometers afstand. Alsof het effect had. Net als ik hoopte dat enkel door wilskracht ik de bal aan had kunnen sturen in de door Nederland verloren WK finale in Zuid Afrika. “Come on!”
Gevoelig als ik ben voor opwinding en nationale trots moest ik na afloop een traantje laten. Het gevoel dat mij al had overmand bij zijn overwinning in Zandvoort nam weer bezit. Dat ik dit mee heb mogen maken; de eerste Nederlandse kampioen in de Formule 1. Het zou mij zeven jaar geleden niet eens geïnteresseerd hebben.