“Uitgeslapen? Bed verkopen!” dit werd vroeger tegen mij gezegd wanneer ik wakker werd. Nu zou ik dat laatste nooit doen, en dan de hamvraag: kun je werkelijk ooit uitgeslapen zijn? Ik ben dol op een hoop dingen in mijn huis, maar mijn bed haalt toch zeker de top drie van meest gebruikte en meest gewilde dingen. Slapen is voor mij hobby nummer één. Helaas gaat er zoveel vrije tijd in zitten.
Daarom slaap ik in het weekeinde meestal uit. Tenminste… dat probeer ik. Waar ik doorheen de week probeer om rond zeven uur uit bed te komen gebeurt dat in het weekeinde zo tegen een uur of tien. En dan is het nóg vroeg! Niet zelden is het pas tegen elf uur of half twaalf dat ik uit bed kruip. En dan lig ik bijna letterlijk het klokje rond!
Vorige week had ik echter een uitglijder. Zondag schrok ik wakker. En niet van de kerkklokken in de ochtend, maar die van de middag. Om half twee pas! Nu had ik heerlijk geslapen, en iets minder leuk gedroomd, maar mijn mening over de lange slaap schommelde tussen: zonde van de dag. En: wat kan het mij schelen: het is weekend!
Zo kwam het dus dat ik “ontbeet” om twee uur, en ik een uur later, nog altijd in de ochtendmodus, naar de Formule 1 keek. Het avondeten kookte ik met het idee dat het net middag was, en toen ik naar bed ging was het voor mijn gevoel vroeg in de avond. En dat terwijl het al over twaalven was.
Want zo’n lange slaap is wel lekker, maar niet fijn als je weer moeite hebt met in slaap vallen en de volgende dag weer om zeven uur eruit wilt zijn! Ik deed het licht uit en draaide. Zocht daarna afleiding op mijn telefoon, legde die weer weg en draaide. Knipte het licht aan, begon wat te lezen, en draaide. Knipte het licht weer uit, probeerde diep te gaan liggen, en draaide. Tienduizend gedachten die overdag nooit komen besloten nu een bezoekje te brengen. En langzaam tikte de tijd weg. Minuut voor minuut.
Ik mishandelde mijn kussens in een poging comfortabel te kunnen liggen. Schuifelde naar de linkerkant van mijn bed. Daarna naar de rechterkant, koos voor het midden. Gekkenhuis!
Uiteindelijk ontstond een plan in mijn brein. Ik heb de beschikking over een voorlees-app op mijn telefoon. En terwijl ik eerder van de week bezig was een goed luisterboek op te zoeken had ik vanuit mijn ooghoeken boeken gezien die zouden helpen met in slaap komen.
Ik knipte het licht weer aan en pakte mijn telefoon. Na enig zoeken vond ik de juiste categorie. Een Engels verhaal om te helpen in slaap te komen. Iets met een hutje in het bos en sneeuw en haardvuur. Wat dan ook: ik ging het proberen! Ik stelde het volume zo in dat ik er geen last van had, en de buren hopelijk ook niet. Ik deed het licht weer uit en legde mijn hoofd in mijn nog altijd oncomfortabele kussens.
Een fluisterende vrouwenstem begon met de vraag of ik alles al gedaan had en klaar was om in slaap te vallen.
Excuses moi? Een leuke manier om me in slaap te sussen. Die vraag stel ik mezelf allang niet meer. Zou ik iets vergeten zijn? Alle lichten waren uit, de achterdeur was dicht. Toch? Had ik die wel op slot gedaan? Hoeveel kans was er dat een inbreker door de achterdeur langs zou komen? En had ik mijn wekkers wel gezet? Jawel toch?
Terwijl ik aan het piekeren was ging de vrouw fluisterend verder en vroeg mij om rustig in en uit te ademen. Met moeite duwde ik een horde struikrovers die door de achterdeur naar binnen kwam en mijn wekker stal uit mijn hoofd en concentreerde me op mijn ademhaling.
“langzaam in, en langzaam uit.”
‘Hijg, puf, hijg, puf.’
“Het kan zijn dat je sneller ademhaalt, dat maakt niet uit.”
Oké, dan haal ik wel iets sneller adem. Dat langzame gepuf doet me een beetje teveel denken aan marslopen.
“Bovendien maakt het niet uit hoe je ademt…”
Ik knipperde met mijn ogen naar het duister. Waarom was ze er dan over begonnen? Nu wist ik niet zeker of het wel of niet uitmaakte. Ik begon steeds sneller het vertrouwen in deze onderneming te verliezen.
“Je bevindt je op een kleine ongeplaveide weg…”
Oké, het verhaal ging beginnen en ik was klaar om me mee te laten slepen in een sluimerende fantasie. Een kleine ongeplaveide weg. Hoe bedoelde ze dat? Wat was er klein aan de weg? Was hij smal? Was het een korte weg? Is het dan een pad, of een karrenspoor? Of zo’n halfslachtig gerepareerd weggetje waar af en toe beton in de ontstane gaten wordt gegoten zodat alleen een goede Landrover zich er thuis zou voelen?
“Het is koud en je krijgt langzaam warme rode wangen…”
Rode wangen? Hoe lang ben ik al buiten? Kan ik nog terug? Wat doe ik buiten met deze koude? Wat ben ik wezen doen? Een rondje lopen? Maar waarom krijg ik nu pas rode wangen? Je zou toch verwachten dat die ontstaan een kleine paar minuten nadat je een warme omgeving hebt verlaten? Ik zocht naar antwoorden. Was ik net boodschappen wezen doen en kwam ik net uit de winkel? Maar waarom kreeg ik dan nu pas rode wangen?
“Je volgt het pad, sneeuw valt langzaam uit de hemel…”
Ik begin me serieus af te vragen of ik gek geworden ben. De laatste keer dat het sneeuwde ben ik ook buiten geweest. Als een idioot! Ik had aangegeven wel wat sfeerbeelden te willen schieten voor de radio en had dus de camera mee naar huis. Maar ik besefte toen dat er een steekje los zat bij mij terwijl ik met de camera door de sneeuwstorm ploegde. Was ik nu weer gek geworden…
Ik schrok wakker toen het verhaal was afgelopen. Waarschijnlijk van de plotselinge stilte. Jammer. Ik heb een hoop antwoorden niet gekregen. Ik draaide me weer om en viel weer in slaap.