Arme Sakkie. Hoe snel je van hero naar zero gaat geeft dit personage van Snip en Snap wel aan. Het ene moment draait hij in de fabriek “een boutje aan het moertje van een transistortje” en het volgende moment krijgt hij pijn in zijn pijnappelklier. Hij ziet sterretjes en daar ligt hij dan. En dan mag de ongefortuneerde Sakkie ook nog eens gaan uitleggen aan een overwerkte dokter wat zijn klacht nu eigenlijk is. Terwijl de dokter dat toch wel zou moeten weten.
Het kan zomaar ineens uit het niets gebeuren. Twee weken terug was ik met mijn vader, en vaste cameraman, in Hedel om opnamen te maken voor “Oké FM vraagt…” en nu met de prangende vraag: zou u meegaan in de zak naar Spanje? We zwierven doelloos door Hedel. Soms lijkt het namelijk of dingen gewoon niet willen lukken. We hebben vaak genoeg geluk gehad, en vooral in Hedel. Maar om de een of andere reden kregen we nu geen mensen voor de camera. Of we wilden het niet.
Ik stelde voor om even een kijkje te nemen in het park van Hedel. Ik ben daar namelijk nooit geweest. Volgens mij is het een deel van de oude kasteeltuin die ooit in Hedel gestaan heeft. Als ik erlangs rij met de auto zie ik, denk ik, vogelkooien staan. Het intrigeert mij. Zitten er in die kooien ook nog vogels? En zo ja, ook nog met deze vrieskou?
Het park, met of zonder vogels, heb ik niet mogen bewonderen. Terwijl we richting park sloften viel mijn cameraman ineens ter aarde. Volgens hem struikelde hij over een richel. Maar hoe ik ook zocht met mijn voet: er was geen richel te voelen of te zien. Ik was vanaf dat moment al van plan om de onderneming op te geven. Maar toch kregen we nog vier interviews voor elkaar. Waaronder een valsspelerijtje met een bekende.
De richel bleek uiteindelijk niet te bestaan maar was een kapotte schoen. De camera was gelukkig nog wel heel. Want het kan zomaar ineens verkeren. Waar mijn vader en Sakkie mij al voor gingen volgde ik later in de week. Het ene moment was ik aan het werk en ontweek ik een heftruck. En een moment later bleek dat die heftruck mij niet ontweken had. Met mijn been kwam ik vast te zitten tussen het loodzware apparaat en een ander object dat ook van geen wijken wist.
Een dik been was het gevolg en hinkend en hoppend ben ik naar de kantine gegaan om ijs tegen het been te houden dat steeds dikker werd. En ik heb al geen dunne bovenbenen. De rest van de dag kon ik enkel als een halve manke rondwankelen. En in de avond heb ik maar een pizza besteld omdat ik nu niet bepaald van plan was om door de supermarkt te manken.
Na een pijnlijke nacht wierp ik in de ochtend een blik op mijn been. De dikte was er nog, maar het was ook nog eens rood, paars, groen en geel. Picasso zou trots op zijn geweest zo’n kleurenspektakel. Maar ik voelde me minder goed, en werken zou er zeker niet in zitten. Wél vond ik dat de dokter het recht, of de plicht, had om het te zien. Gelukkig kon ik vrijwel meteen terecht. ik kleedde me aan, deed vergeefse pogingen een sok aan mijn gewonde been te doen en hobbelde daarna naar mijn auto.
Bij de dokter aangekomen was ik meteen aan de beurt en liet mijn broek zakken. Nu had ik een vrouwelijke arts. En ik hoop toch nooit meer te horen dat een vrouw, wanneer ik mijn broek laat zakken zegt: “dat ziet er helemaal niet goed uit!” Dat wens ik geen enkele man, of vrouw, toe. Kort onderzoek later bleek er gelukkig niets gebroken, maar het zou “weken” duren voor het weer goed zou zijn.
Had ik ook maar naar de arts van Sakkie geluisterd. Die zei, uiteindelijk, dat Sakkie rustig aan moest doen. Ik dacht de dokter te kunnen overwinnen en wilde maandag alweer aan het werk gaan. Twee uur pijn later besefte ik dat het een vreemde koortsdroom was geweest. En nu hink ik dus al anderhalve week thuis.
Zo zie je maar. Je kan zomaar vallen.