Ik vind het zelf een talent, al kunnen anderen het een stoornis noemen, dat ik in staat ben me af te zonderen in gezelschap. Op plaatsen waar het heel druk is kan ik in mijn eigen wereld leven. Dit kan een vreemd effect hebben op mensen waar ik mee optrek, maar daar merk ik aangenomen toch weinig van.
Een van mijn favoriete plaatsen om te schrijven is dan ook, eigenlijk gek genoeg, de MC ‘Donalds. Na de maaltijd bestel ik nog een koffie, eventueel voorzien van een koekje en een ijsje, klap mijn laptop open en begin tussen het gekrijs van kinderen, het geren van medewerkers en het humberen van tieners te werken aan een verhaal.
Op drukke dagen kan ik dan wel eens scheef, of geïrriteerd, worden aangekeken door moeders die met hun om happy meal krijsende kroost op zoek zijn naar een goede zitplaats, het liefst met een bankje en een tafeltje. Maar daar trek ik me dan weinig tot niets van aan. Ik ben nu eenmaal ook bezig met eten en drinken. Af en toe een hap nemen van mijn half gesmolten flurry, of langzaam kouder wordende cappuccino.
Zo kan een ervaring die fast food zou moeten zijn bij mij gerekt worden tot een productieve anderhalf of soms zelfs twee uur. Af en toe kijk ik op van mijn laptop en besef dan al snel dat ik mijn inspiratie niet hoef te halen in dit etablissement. Zoals eerder al vermeld zijn de kinderen aan het krijsen, de pubers aan het humberen (zinloos hinniken om elkaars zinloze grappen) en verliezen ouders hun laatste haren.
Malende monden worden volgepropt met burgers, frietjes en frisdrank en studenten vervangen tegen een hongerloontje vuilniszakken gevuld met wegwerpdoosjes of etensresten. Een kieskeurige kleuter trekt met misbaar een plakje augurk van zijn broodje en gooit dat op tafel. Hoewel, dat kan ook een van de pubers zijn.
Het is dan ook heerlijk om na dit schouwtoneel te hebben gezien weer terug te kunnen duiken achter het scherm en net te doen of de rest van de wereld niet bestaat. Een beetje in de hoop dat de mensen denken dat ik bezig ben met heel belangrijke dingen. Misschien aandelen, crypto of het schrijven van een of ander rapport voor een belangrijk bedrijf.
Tegenwoordig heb ik het met mijn laptop. Maar vroeger kon ik mezelf ook afzonderen in boeken. Al had ik toen dolgraag een laptop gehad. In groep acht van de basisschool had ik mijn eigen boek mee naar school genomen, het enorme boekwerk: meer dan tweeduizend jaar geschiedenis der Nederlanden door Jaap Ter Haar. Het was te groot om in mijn laatje te passen en lag daarom op de hoek van mijn tafel.
Wanneer de leraar, meneer Rijneveld, ons vrij liet pakte ik het boekwerk en begon te lezen. Ik heb er al eerder over geschreven, maar het is een doorlopende geschiedenis van Nederland (duh!) samengevoegd met korte verhaaltjes, vaak van juist anonieme personen die de geschiedenis aanschouwen. Een jonge bewoner uit de oertijd die vrees heeft voor het bos. Een klerk die een eigenaardig contract op moet stellen. Een monnik die de belastingen inspecteert. Dat werk.
Terwijl de Engelsen Nieuw-Amsterdam innamen ontstond ineens een groot tumult in de klas. En ik kreeg er niets van mee! Goed, ik had door dat iedereen ineens stil was en dat Rijneveld stond te schreeuwen. Maar dat kon over iedereen gaan behalve mij. Zo redeneerde ik in elk geval. Toen later een papiertje op mijn tafel werd gelegd en Rijneveld eiste dat we zouden schrijven wat er was gebeurd en excuses zouden maken had ik dan ook geen idee wat te schrijven. Ik was er wel bij, maar had er niets van door! Ik beschreef dan ook de inname van Nieuw-Amsterdam en stelde dat ik verder van niks wist. (of ik excuses heb gemaakt voor de inname weet ik niet meer)
Weer later moesten we de klas verlaten. Het liep tegen het einde van het schooljaar en groep zeven zou een uurtje proef gaan draaien in onze klas. Terwijl we naar de gymzaal gingen om te oefenen voor de musical stootte ik Robin, mijn toen beste vriendje, aan.
‘Ik had toch die punaise gevonden?’ Zei ik over een prikding dat ik die ochtend ergens had opgeduikeld en aan hem had gegeven. ‘Die moeten we op een van de stoelen leggen.’ Het beeld van een in paniek opvliegend iemand uit groep zeven vloog door mijn fantasie en was best wel grappig.
Robin keek mij misprijzend aan. ‘Ben je wel lekker?’ Vroeg hij. ‘Dat hebben we al bij Rijneveld gedaan, waarom denk je dat hij zo boos is?’
Misschien is afzonderen daarom niet altijd een zegen. Je mist de lol. Maar ook de nare gevolgen ervan.