Sterrendatum 22.2.1207.3. Kapitein William Smith van de Pioneer betreedt zijn ruime slaapkwartier. Automatisch schuiven de deuren open en weer dicht. “Computer,” zegt William met luide stem in zijn kenmerkende zuidelijkeaccent. “Lichten aan.” Geleidelijk gloeien de achter meubilair verborgen lampen op en de steriele ruimte wordt verlicht. William merkt meteen dat hij niet alleen is. In het midden van zijn vertrek staat een vrouw.
Langzaam draait derde stuurman Holly zich om en kijkt naar de kapitein. “Hallo, kapitein Smith.” Zegt ze. “Ik dacht dat u wel behoefte had aan… gezelschap.” William aarzelt slechts een fractie van een seconde. Hij kan zijn eigen gevoelens voor zijn ondergeschikte ook nauwelijks onder controle houden. Je stuurt geen schip de eindeloze ruimte in en kan verwachten dat de bemanning niet romantisch met elkaar wordt. Hij vocht nog een fractie van een seconde tegen zijn lustgevoelens. Dubbel zo lang als de seksuele overtreders in “the Voice” gedaan hebben. Maar daarna loopt hij op Holly toe.
Hun lippen ontmoeten elkaar. En op het moment dat ze elkaar even loslaten zegt William met een stem die dik is van verlangen: “Computer, lichten op romantisch.” De lampen worden roze van kleur. De kenmerkende spikellichtjes van een discobal beginnen de muren te bedekken terwijl een funky muziekje klinkt. “Nou, waar waren we?” William buigt zich weer naar Holly. Maar voor ze hun verboden liefde voort kunnen zetten klinkt er een pieptoon. Een kastje aan de muur vraagt om aandacht. Met duidelijke spijt laat William zijn derde stuurman (vrouw) met rust en loopt naar het kastje om op een knop te drukken.
“Kapitein!” Klinkt het paniekerig. “Een Albiaans schip heeft ons gedetecteerd! Ze willen ons aanvallen!” De jonge stem van de eerste officier klinkt door de luidspreker. “Ik kom er onmiddellijk aan.” Zegt William. Hij kijkt Holly spijtig aan. “Alle hens aan dek. Computer, aanvalsmodus!” William rent zijn hut uit en Holly blijft achter in een ruimte waar de sfeer verandert in een bloedrode oorlogskleur.
-
Ik stel me voor dat dit een scenario kan zijn voor een sci-fi serie in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Voor ieder is er wat wils. De vader van het gezin bewondert de avontuurlijke William. De moeder droomt weg bij de romance tussen hem en zijn derde stuurman. En de kinderen kijken met open mond hoe alles met de stem bediend wordt. Computers waren toen nog zó nieuw dat niemand ze werkelijk begreep. In plaats van een scherm mocht je al blij zijn als een computer, met de grootte van een fixe driekamerflat, op een schermpje een reeks getallen kon laten zien.
Programmeren bestond uit het prikken van gaatjes in een ponskaartje. Zelfs de computer van de maanlander was niet geprogrammeerd in de moderne zin van het woord. De “computer” had voor verschillende opdrachten een heel breiwerk aan kabels lopen. Een tussenoplossing van mechanisch en digitaal. Dat een computer lichten kon aansturen was nog een droom. Laat staan dat je ertegen kon praten en het jou kon verstaan!
Maar de toekomst is nu. Ik kan via mijn stem, of mijn telefoon, vrijwel mijn hele benedenverdieping aansturen. Lichten in de woonkamer, keuken of bibliotheek aan? Gewoon even tegen Google zeggen. Verwarming in de bibliotheek aan? Zelfde geval. Wil ik de lichten in de woonkamer rood? Ook geen probleem. En misschien iets gedimd.
Het wonderlijke is dat ik dat zelf in de hand heb, maar tegelijkertijd uitbesteed. Mijn opdracht aan Google gaat naar een van de vele Google-servers in Europa. Die stuurt dat signaal weer door naar het bedrijf van mijn lampen die, als ik het juist heb, een server heeft in Ierland. En die stuurt het signaal weer terug naar mijn lampen die in een fractie van een seconde aan floepen.
Nu is niets in het leven tegenwoordig veilig. En ik voelde me heel onveilig toen ik vorige week thuis kwam en al mijn lampen aan stonden. Een snelle blik op mijn telefoon leerde dat dit doorheen het huis het geval was. De lampen brandden, maar ik was niet thuis, tot dat moment dan. Gelukkig waren alleen de lampen aan en niet de verwarming of andere stroomverslindende apparaten. Met mijn stem zette ik alles uit, maar mijn vraag bleef: hoe?
Mijn eerste gedachte was dat iemand binnen was gekomen en aan de lichtknopjes had gezeten. Die staan standaard in de “aan” stand zodat de lampen verbonden blijven met het internet. Maar als je de knop weer uit en aan zet gaan ook de lampen aan. Maar hoe was deze persoon dan binnen gekomen?
De tweede optie was dat iemand de opdracht gegeven moet hebben. Misschien had een schare kinderen, zo stelde ik mij voor, voor de grap bij mijn raam gestaan om naar mijn Google-apparaten te schreeuwen dat de lichten aan moesten. Google zou niet weten wie de opdracht gegeven had en luisteren. Alleen persoonlijke informatie zou hij achterhouden tot hij zeker was van mijn identiteit. Maar ik kon in de historie niet zien dat zo’n bevel gegeven was. Mijn laatste opdracht was het uitdoen van alle apparaten toen ik in de ochtend naar het werk was gegaan!
Optie drie; ik was gehackt! Een of andere computernerd, of een Russische dief, had mijn thuisnetwerk geënterd en had mijn lampen aangezet. Waarom? Als test? Een waarschuwing? Ik voelde me prompt niet veilig meer. Wat als mijn wachtwoorden waren gelekt? Of mijn bankrekening?
Een beetje angstig ging ik die avond naar bed. Misschien zou ik de volgende dag weer wakker worden met alle lampen aan? Had die hacker dan ook toegang tot mijn computers?
De oplossing werd mij de volgende ochtend duidelijk. Ik kwam beneden, smeerde mijn brood en keek naar de magnetron om de tijd te zien. Maar die gaf geen tijd aan! De tijd knipperde op de 00:00! Dat gebeurt alleen wanneer er… stroomuitval geweest is! En wanneer de stroom uit gaat gaan de lampen automatisch branden omdat ze weer verbinden met het internet en sowieso altijd aan staan!
Ik durf te wedden dat de makers van sci-fi nog nooit hebben nagedacht over dit probleem. Maar misschien wel die van een horrorfilm.