Kent u die mop van twee Belgen die uit een zwaar beveiligde gevangenis willen ontsnappen? Ze moeten hiervoor over een gracht met krokodillen, een muur, een gracht met piranha's, weer een muur, een goot met wilde Duitse Herders, weer een muur. Een hek over, een pad waar bewakers patrouilleren, weer een hek en weer een muur. Op een nacht wagen ze de ontsnapping en ze komen wonderwel door alle hindernissen. Aangekomen bij de voet van de laatste muur kijken ze elkaar aan. “Ik ben moe.” Verklaart de een. “Ik ook,” zegt de ander. “Kom, we gaan terug!”
Sinds mijn laatste, mislukte, bezoek aan de kapper, september twee jaar geleden, was ik niet meer in een kapperszaak geweest. Ik heb vaker geschreven over mijn project om mijn haar te laten groeien zodat een pruik van mijn haar gemaakt kon worden. Eerst was het een kwestie van laten groeien, later moest ik een staart in mijn haar doen omdat het anders als een gordijn voor mijn ogen hing.
Ik was best wel trots op mijn haar. Wanneer ik aan mijn hoofd voelde krulde het rond mijn vingers, en wanneer ik mijn hoofd schudde zwiepte de steeds volumineuzer wordende staart heen en weer. Maar ik begon me wel zorgen te maken over dit project. Haar laten groeien is makkelijk, maar onderhouden is lastiger. Vroeger deed ik nooit iets aan mijn haar. Maar nu moest ik er iets aan doen!
Wanneer ik een net staartje wilde moest ik wel met de borstel erdoorheen. Dat betekende elke ochtend pijn en gesis omdat het lange haar barstte van de klitten. En bij het borstelen trok ik niet zelden wat haren los. Mijn borstel was dan ook vergeven van de losgeraakte haren. Bij het wassen van mijn haar kwam het vaak voor dat om een paar vingers zich een lastige lok had gewikkeld die los was gekomen. En zie die dan maar eens weg te spoelen door het putje. En over het putje gesproken! Ik heb tegenwoordig standaard een plopper in de badkamer om de afvoer weer even op te schudden.
Om nog maar te zwijgen over de andere lastige dingen waar ik met mijn haar mee te maken had. Zoals wakker worden met een mond vol eigen haar. Draadloze aanraakgevoelige oordopjes die mijn haar verwarden met mijn vinger en een eigen leven leidden. En weer haar in mijn mond wanneer ik mijn eerste glaasje sap in de ochtend drink. Maar goed: alles voor een goed doel. Tenminste, dat is waar mijn zorgen begonnen.
Vroeger lachte ik altijd om shampoo reclames die dreigen met roos, gespleten punten of “futloos” haar alsof het de naderende voortekenen van dementie of een hartaanval zijn. Maar ik had me nu in het kamp van de angstigen en gelovigen geschaard. Was mijn haar wel gezond? Misschien was het wel dor, droog en gespleten aan alle punten! Uit angst durfde ik niet naar de kapper omdat die wellicht mijn haar af zou keuren.
En ik was ook van plan nog lang weg te blijven bij welke kapper en schaar dan ook. Helaas haalde het leven mij in. En daarmee bedoel ik de trouwdag van mijn broertje. Kon ik het wel maken om met mijn gespleten dooie staartje op de trouwfoto’s te gaan staan. Ik trok daarom mijn stoutste schoenen aan en besloot toch contact op te nemen met een kapper. Ten eerste om mijn haar te onderwerpen aan een soort medische controle. En daarna om mijn kapsel te bepalen voor de bruiloft. Ik zag mezelf al met wilde krullen verschijnen, of een iets dikkere versie van Orry in North vs South.
Eenmaal op de kappersstoel werd mijn haar bekeken en het werd gezond verklaard. Maar het was nog niet lang genoeg. Er moesten nog heel wat centimeters bij. Nu was dat geen probleem. Het haar zou vanzelf wel groeien. Maar er was nog een aanmerking; er zaten grijze plukken en vlekken in mijn haar.
Nu krijg ik af en toe al te horen van mensen dat ik grijze haren krijg, en ik krijg daar ook weer grijze haren van. Maar het was toch wel even slikken om dat te horen op de kappersstoel. Want grijze haren voor een pruik worden niet geaccepteerd. Niet alleen dat; ik ben net begin dertig! Wat moet ik met een witte kop? In elk geval bleef dat grijze haren, zelfs de juiste lengte, niet geschikt werden geacht voor een pruik.
Ik moest even nadenken. Wat nu? Het haar door laten groeien, en mijn grijsheid nog prominenter laten zien? En wanneer het lang genoeg was een groot deel van mijn haardos af laten keuren? Ik zou er niet bruiner of blonder op worden. Met die laatste mededeling keek ik de kapster aan door de spiegel. ‘Dan maar eraf.’
Twintig minuten later, en minstens evenzoveel centimeter haarlengte minder, stapte ik over mijn eigen lokken die op de grond lagen. Ik had een beetje een dubbel gevoel. Niet het gevoel dat ik gefaald had, wel alsof ik in het zicht van de haven gekapt ben. Ik had mijn poging gewoon eerder moeten beginnen, een jaar of wat. Maar ik heb nu wel een dunbehaarde kruin, slik niet langer mijn eigen lokken in en hoef geen staart meer te maken. En vooral de afgelopen warme dagen was ik blij met mijn open nek en vrije oren. En ik heb er weer een stukje over kunnen schrijven. Positief blijven, anders word ik nog sneller grijs!