Vroeger hadden we thuis een voliere. Plat gezegd: een grote vogelkooi. Tussen de begaasde omheining was een nagebootste natuurwereld. Takken, struikjes, vogelhuisjes en schuilplaatsen. Daar fladderden en kwetterden dan weer vogels tussen. Zebravinkjes, kleine duifjes, parkietjes. Een hels kabaal van vroeg in de ochtend tot in de late avond.
Het was soms fascinerend om de verhoudingen te zien in de afgebakende ruimte. Een duifje dat alleen op een stokje zit en de chaos om haar heen aanschouwt. Plots landt er aan de andere kant van de stok een andere duif. Het duifje verstijft een beetje terwijl de nieuwkomer zijn kansen overweegt en langzaam over de stok opzij schuift.
Net zover tot hij, vleugel aan vleugel, met de andere duif staat. Het is duidelijk wat de nieuwe duif wil; aandacht, contact en wellicht Netflix and chill. Maar daar is het duifje niet van gediend. Wanneer hij nog een millimeter dichterbij komt pikt ze hem venijnig in de rug. “Rot op, tuig!” Lijkt ze de willen zeggen. “Ga een ander slachtoffer zoeken!”
De boodschap komt gelukkig aan en verslagen vliegt de afgewezen duif een paar rondjes door de voliere alvorens te landen op een lege tak. Intussen zitten op een schommel een een stuk of acht zebravinkjes het gebeuren te bekijken. Met hun uithalen als van een piepspeeltje voor de hond geven ze driftig commentaar op de mislukte romance tussen de duifjes.
Het is niet duidelijk wiens kant ze hebben gekozen in de voorlopig mislukte romance. Vinden ze dat de nieuwkomer te ver is gegaan? Of vinden ze het een heel harde afwijzing? Het panel wisselt wel heel vaak van leden. Soms fladderen er een paar vinkjes op en hun plekken worden vrijwel meteen opgevuld door andere zebravinkjes met een even luide mening. Weet je meteen waarom Twitter eigenlijk zo heet.
Van de week werd ik tijdens het werk opgeschrikt door gepiep en gekwetter. Ik keek op van mijn werkzaamheden en zag een zwaluw door de loods vliegen. Dit is niet heel vreemd. Als de laaddeuren open staan, voor de nodige frisse lucht, nemen vogels wel vaker een kijkje binnen. Over het algemeen scheren ze dan even tussen de stellingen door en na een rondje maken ze weer dat ze wegkomen.
En zo leek het nu ook te gaan. De zwaluw maakte een paar rondjes, landde op een balk en bleef even zitten voor hij weer opfladderde en naar buiten scheerde. Gelukkig maar, want het is ook wel eens voorgekomen dat we met veel moeite een vogel naar buiten hebben moeten jagen.
Dit was tot ik vanuit mijn ooghoeken andermaal gefladder zag bij het plafond. Wellicht omdat één zwaluw geen zomer maakt waren er ineens drie zwaluwen die op een balk hadden plaatsgenomen en druk met elkaar kwetterden. Af en toe vloog er eentje op voor een rondje door de loods. Ik moet zeggen dat ik in elk geval blij was met de aankondiging van de zomer. Maar wat moest het drietal nu binnen?
Dit werd al snel duidelijk. Nummer drie verdween en twee bleven achter. Sindsdien horen we vanuit een hoekje tussen twee stalen balken tegen het plafond gekwetter en gepiep. Eens in de zoveel tijd flapperen er vleugels en springt er een zwaluw uit het hoekje om daarna naar buiten te vliegen en weer terug te komen. Duidelijk: ze vinden het hoekje een fijne nestplek.
Nu hebben we geen zin om een voliere te worden en hebben we dan ook van alles al geprobeerd om ze weg te krijgen. Harde muziek, schreeuwen, gooien. Elke avond naar buiten jagen. Maar zelfs na het weekeinde kwamen ze terug en gingen vrolijk door op dezelfde plaats. Je kunt ze in elk geval niet verwijten dat ze niet volhardend zijn.
Intussen doen we net of we ze niet horen en jagen we ze alsnog naar buiten. Waarna bij het eerste ochtendlicht het tweetal vrolijk weer naar binnen komt en verder bouwt. Intussen vraag ik me af wie er koppiger is. Want wij mensen zijn in ons gedrag net vogels.