IJs! Overal ijs! Ik ben dol op ijs! Je kan mij midden in de nacht wakker maken voor het koude goedje. Winter, zomer, herfst of lente, IJs is een favoriet van mij. Ik heb pas op latere leeftijd warme dranken leren waarderen. En zelfs dan heb ik liever koude chocomel dan warme. Mét slagroom natuurlijk, anders is het voor niks. Maar het liefst zou ik chocolademelk-ijs willen. Een dame blanche, een simpele ijskoude milkshake of die vreemde smaken die ijssalons tegenwoordig hebben. Oma’s cake, of smurfenijs. Heerlijk.
Dat is waar ik moet denken wanneer het over ijs gaat. Het liefst haal ik na een avond overwerken een grote pot Ben & Jerry's. Oerslecht, maar oh zo lekker. En ik heb dat een stuk liever dan de zogenaamde “ijspret” die afgelopen week het land overnam. Nu ben ik meer een fan van koude nachten dan van warme. Op de koude kan je jezelf kleden. Op warmte gaat dat lastiger. Op gegeven moment heb je gewoonweg geen kleren meer om uit te trekken.
Maar alles onder de vijf graden is voor mij iets te koud. En vorst kan van mij helemaal geen goedkeuring krijgen. Dat garandeert namelijk altijd dat ik of de ruiten schoon moet krabben, of rillend wachten tot de verwarming de ruiten schoon heeft geblazen. En schaatspret? Daar heb ik helemaal niets mee!
Niet dat ik het niet geprobeerd heb. Op oude films en foto’s, of misschien wel een hele diepe herinnering, staat hoe ik als klein jochie probeerde te schaatsen. Op de dichtgevroren Kille achter ons huis aan de dijk in Nieuwendijk. In mijn herinnering stond het halve dorp op het ijs, en ik deed mijn best om ook staande te blijven. Ik had een eetkamerstoel om mijn balans te helpen en had piepkleine schaatsjes onder mijn voeten. Met drie ijzertjes om er zeker van te zijn dat ik niet om zou vallen. Iets wat ik vast wel gedaan heb.
Hierna is het niet veel beter gegaan met mijn schaatskunsten. Mijn evenwicht is beroerd, en als toppunt ben ik bang om te vallen! Ik bedoel: ijs is hard, ijs is koud! Waarom dan het risico nemen onderuit te gaan? Dit heb ik in latere jaren nog steeds. Toen het een week goed vroor ging de ijsbaan in het dorp open. Vanuit de school werd een “elfstedentocht” georganiseerd.
Kortom, alle kinderen werden naar de ijsbaan gebracht en een slingerend parcours moest de beroemde Friese tocht voorstellen. Ik was er met mijn splinternieuwe hockeyschaatsen. Op het land voelde ik me nog wel veilig. Maar zodra ik op het ijs kwam begon de ellende. Hoe te staan? En toen ik eenmaal stond moest ik nog vooruit komen ook! En toen ik vooruit kwam moest er nog geremd worden.
Om te voorkomen dat ik al te hard zou schaatsen bleef ik dicht bij de kant. Op die manier kon ik snel remmen wanneer nodig. En ook op land vluchten wanneer dat nodig mocht zijn. Dit had als gevolg dat ik volgens mij het virtuele “Sneek” nooit gehaald heb. En dat maakte mij ook de enige die de tocht der tochten, op een bevroren waterplas nooit uitgereden heeft.
Maar wederom leerde ik er niet van. Of het diezelfde week was, of een paar jaar later, weet ik niet meer. Maar op een avond ging ik weer naar de ijsbaan. Vastbesloten om het nu beter te doen. Muziek schalde door de luidsprekers. Pannen dampten van de warme chocolademelk en verplichte erwtensoep. Ik wisselde mijn schoenen voor de plastic hockeyschaatsen en zette af.
Ik zou dolgraag vertellen dat ik de schaatser in mezelf gevonden had. Maar helaas. Terwijl het halve dorp rondjes zwierde, en langs de kant toeschouwers het over de kou hadden, kwam langs de bevroren waterkant een houten klaas met moeite vooruit. Elke paar slagen stuurde ik in het afgeschraapte ijs langs de baan om af te remmen.
Misschien dat ik daarom als enige doorhad dat door de boxen de hele tijd hetzelfde nummer klonk. Dilemma van Kelly Rowland en Nelly. Ik, en de rest van het dijkdorp, heb dat nummer die avond toch zeker dertig keer gehoord! Nog altijd geeft dat nummer mij de koude rillingen! Maar ik concentreer me liever op die ergernis, dan de werkelijkheid dat ik nog steeds niet schaatsen kan.