De Pixarfilm Toy Story wordt over het algemeen beschouwd als een mijlpaal. Voor het eerst werd aangetoond dat met computeranimatie hele speelfilms konden worden gemaakt. In de jaren daarna zou de studio alleen maar groeien en de grens tussen computeranimatie, goede verhalen en realisme steeds verder op laten schuiven.
Ik was ook onder de indruk van de film. Ik was nog maar een knulletje van zeven en waardeerde de film niet voor zijn technische prestatie of zelfs voor het verhaal. Het meest was ik gegrepen door de opening van de film waar het jongetje Andy speelt met zijn speelgoed. Hij heeft buiten zijn poppen en actiefiguren om een stad gebouwd van dozen. Deze dozen zijn opgeleukt als saloon, een winkel en het kantoor van een sheriff. En als zevenjarige dacht ik alleen maar: Dat wil ik ook!
Helaas is het er nooit van gekomen. Het grootste probleem school vooral in de materialen voorhanden. Want; hoeveel dozen heeft een huishouden nu eenmaal? Dus om mijn speelgoedstad te realiseren moest ik terug naar de tekentafel. In dit geval bijna letterlijk. Ik ontdekte dat wanneer je een papier dubbel vouwt en als een soort verjaardagskaart neerzet je ook huisjes kon maken.
Een hobby was geboren. Ik tekende deuren, ramen en eventueel andere details op een dubbel gevouwen papier en noemde het dan een huis. Soms knipte ik het dak bij en zo ontstond er een trapgevel. Uiteindelijk ontstond er zo een hele stad van alle gemakken voorzien. Een slager, een restaurant, een boekenwinkel met de curieuze naam: “Huesdense Boeken” pittoreske trapgevelhuizen en middeleeuwse verdedigingstorens voorzien van vijftig kanonnen of meer.
Hoe goed verdedigd de stad ook was, een zuchtje wind (of vervelend broertje) kon het hele stratenplan in de war schoppen. En elke groeistuip maakte de stad te groot voor de tafel, en op de grond weer een prooi voor looproutes van opdringerige volwassenen. Geen stad was ooit hetzelfde omdat na elke speelsessie alles weer werd dubbelgevouwen en opgeborgen in een tasje.
Jaren later kreeg de computer mogelijkheden die ik met papier kon bereiken. Op een van de vrije dagen van de vierde klas waarop ik eigenlijk moest leren voor mijn examens ontdekte ik een ontwerpprogramma genaamd “SketchUp”. Toen nog onderdeel van Google die het wilde gebruiken om mensen zelf hun huis na te bouwen en in 3d in Google Earth te plaatsen. Ik gebruikte het niet voor echte gebouwen, die waren veel te lastig. Maar om een stad te bouwen die iets permanenter was dan papier.
Ook deze stad kreeg alles wat er nodig was om goed te toeven. De bekende pittoreske trapgevelhuisjes, winkels kerken, monumenten en kloosters. Op gegeven moment was ik het boven de grond zat en begon met het aanleggen van een riolering met ruimte voor een boevensyndicaat die de stedelingen de stuipen op het lijf zou jagen.
Het onvermijdelijke gebeurde natuurlijk dat ik ouder werd en op gegeven moment het bestand ben kwijtgeraakt. Bovendien verloor ik mijn interesse en vrije tijd voor het uitbouwen van fantasiestadjes. Het is lastig tijd te vinden wanneer het huishouden draaiende gehouden moet worden, zaterdagstukjes moeten worden geschreven en je zo lang beschikbaar moet zijn voor je katten dat je jezelf niet schuldig gaat voelen.
Op zoek naar een nieuwe hobby heb ik daarom een 3D printer aangeschaft. Ik was al een paar jaar geïnteresseerd in het printen van allerhande plastic objecten. Maar ik heb nooit het geld erin durven steken. Bovendien wist ik niet zeker of het wel iets voor mij was. Toen ik voor een zacht prijsje een printer kon kopen was de aarzeling dan ook niet heel groot.
En een van de eerste dingen die ik printte? Een trapgevelhuisje, want sommige dingen veranderen nooit!