Het was afgelopen donderdagavond. Ik was bezig met het bedenken wat ik nou eens schrijven moest voor mijn zaterdagstukje. Ik had al een stukje paraat staan, maar doorheen de voorgaande avond en nacht was ik gaan twijfelen. Het stukje dat gepland stond voor het eerste weekeinde van september was niet goed genoeg. En je moet natuurlijk wel een béétje aan kwaliteitscontrole doen.
De kalmerende jazzmuziek die eigenlijk mijn brein zou moeten stimuleren om nu eindelijk eens met een onderwerp te komen werd ruw onderbroken door het geluid van de deurbel. Geërgerd snoof ik, zette mijn laptop voorzichtig aan de kant, en stond op. Dit zou vast een goed doel zijn of zo! Wanneer het van de bond tegen vloeken was, dan zou ik wel even een nieuw foldertje bij elkaar brullen! Dan weten ze in het vervolg dat ze daar, bij die meneer, moeten zijn voor nieuw materiaal!
Toen ik de deur open deed stond er echter niet iemand met een foldertje of een collectebus. Een oude man keek naar mijn onkruid. De haren op zijn hoofd waren, op een paar spierwitte plukjes na, vrijwel verdwenen. Hij droeg een luchtige blouse, slobberige spijkerbroek en stevige wandelschoenen, over zijn arm had hij een jas gedrapeerd en in zijn hand hield hij een hoed vast.
‘Hoi, Dion!’ Zei hij vrolijk toen hij zag dat ik de deur had geopend. ‘Ik dacht dat ik nog wel even langs kon komen voor ik weg ga! Mag dat?’
Ik knikte dat het mocht en deed een stap opzij. Hij kwam binnen, veegde zijn voeten en ik geleidde hem door naar de bibliotheek. Daar plofte hij op de bank en wreef in zijn handen.
‘Zo, heb je nog wijn?’ Hij spiekte naar de kast.
‘Helaas.’ Moest ik bekennen. ‘Ik heb grote schoonmaak gehouden. De wijn heb ik weggegooid. Behalve jij was er niemand die het dronk. De kistjes heb ik gehouden want ik wil me eigenlijk gaan verdiepen in diorama’s maken. Ik kan al een hoop met de 3d-printers, maar ik zit nog te bedenken wat ik eigenlijk wil maken. En waar ik het kwijt kan.’
‘Heb je van mij geen inspiratie gekregen?’ Vroeg de man die met een beetje trots overeind ging zitten.
‘Van jou?’ Ik keek hem van zijn schoenen tot zijn kruin aan. ‘Inspiratie? Ben je wel helemaal goed snik?’
‘Nu heb je mij beledigd.’
‘Dat zouden wij juist moeten zijn!’ Riep ik uit. ‘Weet je wat voor een rotmaand het is geweest? De temperaturen waren zo laag dat het wel herfst leek! Mensen stroomden weg op de camping. In Noorwegen brak een dam door omdat het zo nat was! Intussen branden hele eilanden, van de Stille Oceaan tot de Middellandse Zee! Waar het nat kan worden is het te nat, en waar het droog kan zijn is het te droog! En dat is alleen nog maar het weer! Intussen zitten we zonder regering, wil het Oekraiëns offensief niet vlotten, trappelen vluchtelingen de grenzen plat en ik sta wederom in de file! Nee, ik heb nu niet bepaald geweldige inspiratie van jou gekregen!’
De man was niet meer beledigd, hij keek mij juist verbijsterd aan. Hij opende een paar keer zijn mond en sloot die weer zonder iets te zeggen.
‘Maar…’ begon hij onzeker. ‘Maar is dat alles wat je hebt?’
‘Als ik nog even nadenk kom ik vast wel met meer.’ Beet ik hem toe.
Weer zat de man even met zijn mond vol tanden en keek toen weer op. Smekend bijna.
‘Maar, is dat werkelijk alles? Heb je werkelijk alleen maar dingen over het weer? Dingen over oorlog en ellende? Waarom denk je niet aan de woorden van je nichtje? Een half jaar oud, en je hebt haar al “pappa en mamma” horen roepen! Dat was toch een mooi moment?’
‘Nou, ja.’ Gaf ik toe. ‘Dat was een mooi moment.’
‘En je neefje was jarig. Dat was toch ook leuk? Om een kaart voor hem uit te zoeken en op de post te doen.’
‘Weet jij hoeveel postzegels kosten…’
‘Ja, maar je genoot ervan om ouderwets een kaart te posten. Zelfs als je er drie zegels op hebt gedaan!’ Onderbrak de man mij streng. ‘En met je oma? Daar gaat het toch ook goed mee? Hoeveel mensen kunnen zeggen dat het nog goed gaat met hun oma van vierentachtig?’
‘Ik ga zaterdag met haar op pad.’
‘Kijk, dat is ook mooi! En dan hebben we het alleen nog over jou gehad! Je overburen gaan trouwen! Het gaat goed met je katten. En ondanks de natheid kan je nu niet zeggen dat de wereld er uitgedroogd uit ziet hier. Het is een mooie groene oase! Natuurlijk is het niet helemaal naar je zin, maar dat zal het nooit zijn. Ik doe ook maar mijn best en hoop dat jij, en iedereen, juist het mooie ziet. Dan gaan ze weg van de camping omdat ze het koud en nat hebben! Maar waarom kruipen ze dan niet tegen elkaar? Of vertellen ze later verhalen van die verregende vakantie? Getuigt het van meer lef om te vloeken om onheil of te lachen om de lichtpuntjes?’
De man stond op en rekte zich uit.
‘En daarbij, het hangt niet allemaal van mij af. Zelf moet je ook wat doen, natuurlijk. Ik moet er weer vandoor.’
Ik liep met hem mee en hield de deur voor hem open. Augustus liep het tuinpad af en zette daar zijn hoed op. ‘Tot volgend jaar.’