Haat-liefde verhoudingen zijn bij Nederlanders net zo gewoon als stroopwafels en polders. En in dat laatste zit een van die verhoudingen. In de zomer is natuurlijk niets zo lekker als op het strand aan zee liggen. Of bij een rivier of zwembad. En wanneer het te warm wordt verkoeling zoeken in het water.
Hetzelfde water wat in andere delen van het jaar een bedreiging kan vormen. Een paar jaar geleden was het in Limburg nog raak toen een normaal pittoresk stroompje zich in een paar uur tijd omvormde tot een kolkende rivier die het centrum van Valkenburg verwoestte.
Omdat het nu zeventig jaar geleden is dat de watersnoodramp de Zeeuwse Eilanden en zuidelijk Nederland trof is de angst voor het water weer relevant. Nu hebben we onze maatregelen genomen. Er zijn dammen en dijken aangelegd en verhoogd. Enorme constructies zijn in zee-armen en waterwegen gebouwd om het achterland droog en veilig te houden.
En toch gaat het soms, zoals in Valkenburg, mis. Of is het kantje boord. In 1995 was ik zes jaar en een van de herinneringen aan toen is dat ik met mijn moeder naar de dijk ging. Het halve dorp leek zich op de dijk verzameld te hebben om te staren naar de uiterwaarden. De plaats waar normaal ongecontroleerd groen en bomen waren.
De boomtoppen waren nu nog zichtbaar. De rest was onder water verdwenen. De Merwede was buiten zijn oevers getreden en klotste nu tegen de bovenkant van de dijk. Een eind verderop stond een kiepwagen die, mocht er een gat geslagen worden in de dijk, het gat moest opvullen met zand. Hopelijk zo voorkomend dat Sleeuwijk en verder laagland onder water lopen zou.
Andere delen van het rivierengebied werden intussen ontruimd. Vee werd door boeren over de snelwegen en bruggen geleid naar gebieden die hopelijk droog zouden blijven en ook mijn ouders spraken over de mogelijkheid om evacués op te vangen. Vooropgesteld dat ook wij ons huis niet uit zouden hoeven.
Hoe dichtbij een ramp het in 1995 is gekomen is nog altijd onderwerp van discussie. Ik heb het herdenkingsboek nog ergens liggen. De foto’s die daarin staan doen erg on-Nederlands aan. Het is meer iets wat je verwacht in een oorlogsgebied of in landen waar ze de waterhuishouding niet op orde hebben. En over twee jaar is die gebeurtenis dertig jaar geleden. Een leven van een volwassene, maar niet onmogelijk ver weg.
Soms is het water een vijand, en soms is het water een vriend. En van de week moest ik denken aan die rare verhouding toen sneeuw in dikke vlokken uit de hemel kwam zetten. Zelf was ik al ruim voor de sneeuwbuien losbarstten op het werk en keek een beetje verbaasd hoe de grond, auto’s en zelfs hekken langzaam werden voorzien van een top wit.
Intussen kreeg ik een foto van Fedde en Melle die bezig waren met het bouwen van sneeuwpoppen. En tegelijkertijd verhaalde de radio over verkeersproblemen. Glijpartijen met fietsen, auto’s en vrachtwagens. De kleurcodes vlogen als was het een tombola rond je oren en ik kon het op gegeven moment niet laten om de klassieker: “let it snow” te gaan zingen. Dit tot ongenoegen of hilariteit van wie het hoorde.
Twee werelden. Mensen die de sneeuw leuk vinden. En mensen die de sneeuw haten. En, laat ik eerlijk wezen, ik hield van de sneeuw tot ik zelf de weg op moest en de horrorspits moest trotseren. Hoewel… die spits was er in de middag niet. Ik denk dat de meeste mensen dus een liefdeverhouding hebben met de sneeuw. Of misschien dat men gewoon voorzichtiger reed.