We bevinden ons in een tijd waarin het beeld op vroeger ter discussie staat. En waar ons begrip over vroeger steeds verandert. Tot een paar jaar geleden dacht men dat de Neanderthaler, de neef van de moderne mens die Europa domineerde tot ze een kleine dertig millennia geleden verdwenen, brute onmensen waren. Een soort gorilla's. Maar tegenwoordig lijkt het erop dat ze een eigen cultuur hadden en dat ze zorgden voor hun gewonden en ouderen. Daardoor zijn ze niet zo bruut als we dachten.
Een kleine achtentwintig millennia dichterbij lijkt het erop dat de gladiatorengevechten niet zo bloederig waren als ooit gedacht. Goed het was een gevecht, maar het was niet altijd op leven en dood. Het was meer te vergelijken met een gewapend kickbox gevecht van tegenwoordig. Tweeduizend jaar geleden zou Rico Verhoeven dus ook gewoon de arena in zijn gestuurd, maar dan met zwaard en schild. En de kans dat hij levend, maar gewond, weer terug zou keren was ook meer aanwezig dan latere verhalen en legendes doen geloven.
Terwijl ik deze dingen bedacht, en herinnerde, moest ik meteen denken aan gruwelijke details uit de Nederlandse geschiedenis. De ondervraging en executie van Balthasar Gerards bijvoorbeeld. De moordenaar van Willem van Oranje. Wat als dat minder bloederig was verlopen dan de verhalen en verslagen doen geloven? Ik stelde me voor dat hij, na de moord en arrestatie, in het gerechtsgebouw van Delft werd binnen gebracht en dat de hoofdbeul hem op zat te wachten met een bakje koffie. Een beetje keuvelen over het weer, misschien de toenmalige economie besprekend.
‘Goed, dan gaan we even bekijken wat er verder nog gaat gebeuren.’ De beul had opgestaan en, met Gerards op sleeptouw de martelkelder laten zien. ‘Dit is het rad, daar wordt je op geradbraakt. Doet een beetje pijn, maar we zijn professionals hier hoor. Maak je geen zorgen. Dit is de pijnbank, hier binden we je vast en slaan we je met stokken en zwepen en zo. Ga maar vast liggen, kijk valt wel mee, toch? Lekker harde ondergrond, goed voor de ruggengraat. En hier breken we de vingers. Maar eerst worden natuurlijk je nagels eruit gehaald. We noemen dat ook wel een “manicure deluxe” hier in deze kelder. Ja, lachen! We houden wel van een lolletje.’
Intussen had Balthasar Gerards, met het kruit van de pistoolschoten nog op zijn kleren, staan luisteren en knikken terwijl hij zijn handen beleefd op zijn rug hield.
‘En hier, de ijzeren maagd. Ja, er hebben al meer mensen in gezeten dan in Malle Babbe, maar we blijven haar maar zo noemen hé! En hier doen we je voeten ontvellen. Uiteraard gebeurt het volstrekt hygiënisch. Moet je nog een bakkie koffie of zeg je; nou ik wil wel alvast beginnen! Goed, even een paar mededelingen, wanneer je bekent zal je naar het plein worden gebracht, je hart uit je lichaam gesneden en in je gezicht worden gegooid, daarna zal je worden gevierendeeld door vier paarden. Nee, dat doe ik niet! Europese regels, moeten dat openbaar aanbesteden tegenwoordig. Zeker weten dat je geen koffie wilt, we hebben ook thee? Koekje?’
Als die scène zo zou hebben uitgespeeld, of welke aanloop naar een martelscène dan ook, dan had ik een paar weken terug een band gevoeld met de moordenaar van de vader des vaderlands die ik nooit had verwacht te hebben. Ik besloot, wederom, weer wat aan mijn gezondheid te doen. Ik was al een tijdje op zoek naar een sportschool, wederom in de hoop de kilo’s met kilo’s te lijf te gaan. En ik liet me rondleiden.
Voor iemand die beweging een noodzakelijk kwaad vindt was de rondleiding van kamer naar kamer en van machine naar machine een soort voorbereiding op de martelgang. De een zag er nog uit als een machine waar je iets mee kon. De ander op een half uitgevouwen vouwwagen. Een week later vond ik mezelf terug op een van de loopbanden. En weer een week later vervloekte ik mezelf terwijl ik als een kikker probeerde twintig kilo met mijn benen op te drukken.
En twee dagen later de enorme spierpijn. Ik vind, persoonlijk, dat Balthasar Gerards er nog een beetje licht vanaf gekomen is.