Het is inmiddels September, de wegen staan weer vol en de agenda’s en dagen zijn ook weer gevuld met allerhande werkzaamheden. Nu moet ik mijn vakantie zelfs nog inplannen, maar voor wie net vakantie heeft gehad en nu weer balend in de files staat heb ik een nostalgisch verhaaltje over een zomer op de camping.
Toen ik nog jong, en onschuldig was gingen we elk jaar met het gezin naar een nette familiecamping. Eerst hadden we daar een “normaal” plekje, maar later kregen we een seizoensplaats. En nog later een stacaravan, maar dat is een verhaal voor later. Over deze camping zou ik vele verhalen kunnen schrijven. Over de speeltuin, over het zwembad, de creaclub en de mysterieuze bunker die midden op het terrein lag en waar vele veldslagen om gevoerd zijn.
Maar dit verhaal gaat over iets anders. Deze camping lag namelijk in Zeeland en dan in een cluster van andere campings. De camping waar wij op stonden krulde zich om een andere camping heen. Aan de andere kant van de weg lag een landje met speeltoestellen en een supermarkt en daar weer naast een andere grote camping.
De vreemde eend tussen al dat familiegedoe was toch wel de jeugdcamping die een beetje verloren tussen alle andere campings in lag. Het was een camping waar wij, als kinderen toentertijd, weinig van af wisten en we ook niet kwamen, of mochten komen. Elke avond klonk er uit die richting luide muziek en gegil en geschreeuw. Een beetje zoals Sodom en Gomorra geklonken moet hebben.
En in ons geestesoog zag het er ook zo uit. En dat was ook bevestigd. Want op de vraag wat er anders was op de jeugscamping dan onze eigen camping was het antwoord simpel: “Ze ontbijten daar met chips en cola!”
Nu ontbeten we altijd geweldig. Elke ochtend wanneer ik wakker werd stapte ik op de fiets om naar het campingwinkeltje te gaan. Dat winkeltje geurde van de verse broodjes en ik nam altijd croissants, puntjes en kaiserbroodjes mee. En af en toe een pak melk. Om mijn leeftijd aan te geven; ik kocht “volle” melk, want waarom zou je een “halfvol” pak melk kopen als ze voor hetzelfde geld een vol pak verkochten!
Maar ondanks de luxe van croisantjes en kaiserbroodjes werkte dit door in onse fantasie. Want ontbijten met chips en cola is ook geweldig. Misschien wel beter dan met brood! En het ergste: wij mochten het niet! Terwijl een camping verderop werd ontbeten met chips, en ongetwijfeld flippo’s van hand tot hand gingen, mochten wij nauwelijks cola drinken! En chips kregen we afgepast in bakjes, dat zou daar vast en zeker niet gebeuren!
De jeugdcamping bleef daarom een schimmige wereld. Tot we er een keer op bezoek gingen. Het was een moetje, of een missie beter gezegd. Een van onze fietsen was vermist. En aangezien fietsen niet uit zichzelf vermist raken was de conclusie dat die gestolen moest zijn. En wat zijn er nu betere verdachten dan een stel losgeslagen jongeren die elke dag ontbijten met cola en chips?
Mijn moeder en tante, met ons op sleeptouw, gingen dus een rondje rijden over het terrein van de jeugdcamping. In mijn geheugen was het nog erg vroeg en reden we over een nauwelijks bestaand pad tussen de half opgezette koepeltentjes en ingestortte kruiptenten door. Aan elke tent hing was te drogen, en waar er niemand buiten zat met kleine oogjes zag je wel iemand door een half geopende tentopening naar buiten gluren.
Het was een avontuur in den vreemde en wij keken onze ogen uit. Maar na verloop van tijd merkte mijn nichtje, volkomen terecht, op dat er nergens chips of cola te bekennen was! Het is nog jaren een onderwerp geweest waarmee de jongeren dan wel ontbeten. Wellicht dat mijn broertjes het weten want die hebben er, met een vouwwagen, gekampeerd. Maar dat knotsgekke verhaal moeten ze zelf maar vertellen…