De carnavalstijd is weer aangebroken. Omdat ik in een deel van Brabant woon, en opgegroeid, waar jezus boos wordt om het van oorsprong kerkelijke feest heb ik het nooit gevierd of meegemaakt. Eén keer ben ik bij een optocht wezen kijken, en in vergelijking met de massa’s praalwagens en mensenmenigtes die je op tv ziet was deze optocht niet om over naar huis te schrijven. Laat staan hier.
Als ik het niet vier, hoe kom ik dan bij carnaval? Dat heeft een vreemd pad. Ik kwam uit bij carnaval nadat ik moest denken aan losbandige feesten. Om te beginnen bij, en daar zijn ze weer, de Romeinen. Die konden feestjes vieren die soms dagen duurden. Met meer eten dan een gemiddeld hedendaags trouwfeest. En om al dat eten te kunnen bergen moesten ze offers maken.
Dat offer was dus gewoon; kotsen. Een paar happen nemen, tot je vol zat. En daarna de hele boel eruit gooien om weer ruimte te hebben voor een volgende lading. Wie dus carnaval een losbandig feest vindt heeft niet naar de Romeinen gekeken. Al is het natuurlijk een overeenkomst dat beide feesten veel alcohol en kotsen bevatten.
In de zeventiende en achttiende eeuw ging het niet anders. Of, iets anders eigenlijk. Koningen en vorsten gaven nog graag feestjes, en hoewel die korter waren was er natuurlijk wel veel drank bij aanwezig. En net als bij carnaval ontstonden er bij deze feesten problemen. Denk bij carnaval, of welk festival dan ook, aan de lange rijen voor de toiletten. Tientallen mensen op een rij met de knieën tegen elkaar schuivend in de hoop alsnog op tijd te zijn. Of mannen die zich terugtrekken in stegen en bosjes om daar maar snel een plasje te plegen.
Op feestjes van de Franse koning Lodewijk de veertiende, oftewel de zonnekoning, was dit ook een fenomeen. Behalve dan dat er in zijn paleis van Versailles geen wc’s waren om voor in de rij te staan. Naar verluidt had het paleis maar één toilet, en dat was nog eens van de koning zelf! En die gebruikte het vooral om mee te pronken. De rest van de hovelingen, en gasten, moest het dus zelf uitzoeken. En dat deden ze dan ook.
Achter een gordijn, in een verlaten kamer of even naar buiten wippen om tussen de bosjes een boodschap te doen en weer terug te keren naar het feest van le roi. Nu is dit verhaal over Versailles. Maar ik denk dat het op andere plekken, van Barcelona tot Amsterdam, niet anders aan toe ging tot de uitvinding van het mobiele toilet.
Dan nu waarom ik hierop kwam. Naar de wc gaan is natuurlijk, en kan en moet ik mee leven. Maar om het zomaar in het openbaar te doen. En kotsen heb ik eigenlijk helemaal een hekel aan. Het is goor, het stinkt en hoewel je mond heel goed is in dingen slikken is het een stuk lastiger om mee te mikken wanneer er iets uit komt.
Begin deze week had ik dan ook een gevecht met mijn lichaam. Vanaf het moment dat ik wakker werd had ik al het idee dat mijn maag iets niet leuk vond. Eten ging moeilijk, drinken ging nauwelijks en wanneer ik dat deed liet een rommeling en een pijn mij weten dat er iets niet helemaal goed zat. Het was een gevecht tegen het verraad van mijn lichaam tot het niet meer kon en ik dus over moest geven. Of kotsen.
Hangend boven de pot kwam de gedachte in me op dat de Romeinen dit voor de lol deden. En dat aan het hof van Lodewijk XIV er niet eens een wc was om overheen te hangen. Ik vond het ergens heel primitief van ze. En toen dacht ik, terwijl ik nog een lading met halfverteerd ontbijt eruit gooide, dat het bijna carnaval was. Zoveel is er dus niet veranderd.