Na het eten waren oma en ik weer een beetje opgeknapt. Het weer daarentegen was veranderd. Het was koeler en bewolkt geworden. Het had nog geregend maar nu was het weer droog. De vraag was echter wat we nu moesten doen. Het was nog iets te vroeg om naar huis te gaan, en ik wist niet zeker of we weer terug zouden mogen het museum in. En aan dat laatste had oma geen behoefte. Ze had voldoende schilderijen en beelden gezien. Maar ik had haar nog wel een beetje natuur van de Veluwe beloofd.
In de media worden wel eens gekke dingen uit, vooral, de Verenigde Staten getoond. Niet zelden is dat een symptoom van hun knotsgekke autocultuur. In Nederland vinden we het al heel wat als een restaurant beschikt over een raampje om te bestellen en eten af te halen. In de VS is dat heel gewoon. Ik heb dat in het nieuws uitgebreid zien worden met pinautomaten, supermarkten, stembureaus en een uitvaartcentrum.
Rij met je pick-up onder een overkapping. Druk op een knopje, de gordijnen achter een raam gaan open en daar ligt opa! In een open kist zoals het niet ongebruikelijk is in gods’ own country. Even toeteren en zwaaien naar opa, en weer door! Als hij terugzwaait moet je wel even ingrijpen want dan gaat er iets mis.
Ik zag er om deze reden tegenop om met de auto over de Veluwe te rijden. Aan de andere kant is mijn oma niet in staat om lange wandelingen af te leggen. Het moest dus maar met de auto. Even de Veluwe bewonderen en daarna naar huis!
We verlieten dus Otterloo en we reden de Veluwe weer op. Het museum lieten we deze keer links (eigenlijk rechts) liggen en ik stuurde dieper het nationale park in.
Het had iets gezapigs. Met het wisselvallige weer buiten zaten we lekker binnen. Mijn oma had een dekentje over haar benen. Een afspeellijst met de Evergreen Top 1000 speelde op de radio. Zo keken we naar heidevelden die overgingen in bossen, bossages en kleine perkjes stuifzand.
Alles behalve avontuurlijk natuurlijk. Zelfs terwijl ik en oma spraken over de wolf die over de Veluwe zou waren en misschien wel, of misschien niet, gevaarlijk is voor mensen. Of bespraken wat er moest gebeuren wanneer de auto ermee op zou houden. Of de auto én de telefoon. Of wat ik zou doen wanneer de auto en de telefoon midden in de nacht het zouden begeven terwijl we ons op de Veluwe bevonden.
Ik moest, en moet, eerlijk bekennen dat ik in die laatste twee gevallen geen idee zou hebben. Met de telefoon zou het inroepen van hulp nog wel makkelijk zijn. Het was niet dat we van de buitenwereld afgesneden waren. We zagen dan wel geen huizen en zelden andere mensen. Maar het feit dat de Eagles nog uit de radio en weer uit mijn telefoon kwamen gaf aan dat we zelfs internet hadden.
Toen we aan het einde van de weg waren en een slagboom tegenkwamen die ons weer naar de werkelijk bewoonde wereld zou leiden, speelde ik met het idee om te draaien en nog een keer een rondje te rijden. Maar oma was moe, ik was moe en misschien dat we een wolf, een ree of wat dan ook zouden zien. Maar eigenlijk was het goed zo. Het was een mooie dag. Een dag met kunst, cultuur en natuur. En nu tijd om terug te keren naar huis voordat de spits aan zou breken en we ons zouden verliezen in de files.