Het was me een weekje wel. Een paar weken terug schreef ik over mijn “backlog” aan stukjes. En ik had eindelijk deze taart met voorraad willen aansnijden. Maar dan besluit het universum wederom dat het je graag helpt met het verzinnen van stukjes;
Vorige week zaterdag was ik al vroeg wakker. Na een lange toiletsessie en het plaatsen van mijn zaterdagstukje besloot ik al vroeg naar de supermarkt te gaan. Dan hoefde ik de rest van de dag niets meer te doen, en ik kon een vers ontbijtje van croissants kopen. Iets over achten pakte ik dus een aantal tassen en toog naar het Werkendamse filiaal van de grootste supermarktketen van Nederland.
Dat het op dat moment nog een tijdje zou duren alvorens ik werkelijk zou gaan ontbijten wist ik niet.
Toen ik terug liep naar huis had ik uitzicht op mijn, geparkeerde, auto. Deze parkeer ik eigenlijk altijd een straat verderop. Dit heeft verschillende redenen. Ten eerste is hier altijd plek, staat mijn auto meestal vooraan en staat die meteen in de juiste richting. Eerst trok de auto mijn aandacht omdat het leek of de lichten aanstonden. Dat bleek bij nadere inspectie niet het geval. Dat de koplampen licht leken te geven kwam door de zon. Dat was dus geen verklaring waarom de achterkant van mijn auto ineens zo populair was. Laat staan waarom een andere auto, die weer een eindje achter die van mij stond, gevaarlichten aan had.
Concluderende dat het een met het ander te maken zou kunnen hebben besloot ik prioriteiten op orde te brengen. Dus ik bracht eerst de boodschappen thuis en ging daarna in het opwarmende ochtendzonnetje informeren waarom een spontane bijeenkomst aan de achterkant van mijn Twingo gerechtvaardigd was.
Zo werd ik getuige van een BMW die behoorlijk in de kreukels lag. De rechtervoorkant had last van een wiel dat overdwars stond, de motorkap sloot niet meer en de bumper zat niet meer vast. Navragen leerde mij dat de bestuurder door de laagstaande zon mijn geparkeerde auto over het hoofd had gezien en deze nét niet had weten te ontwijken.
Bij mij gingen de alarmbellen af. Ik heb dan misschien “maar” een Twingo. Maar die Twingo is voor mij evenveel waard als een Ferrari! Snel bekeek ik de schade. Of, beter gezegd: ik ging op zoek naar schade. Maar behalve wat krasjes op de lak zag ik niets. Bovendien was mij auto een halve meter naar voren gelanceerd, wellicht door de klap. En toch was er niets aan de hand! Ik startte de motor en de Twingo pruttelde vrolijk als altijd.
De bestuurder van de BMW zat intussen in zak en as. Had hij een mooie auto, reed ‘ie ‘m zelf in de kreukels! En dan nog wel tegen een geparkeerde auto! En als toppunt was de schade ook nog eens niet in verhouding. Voor hem jammer, voor mij gelukkig.
Ik stelde in elk geval vast dat de man zelf niets mankeerde en we wisselden nummers uit. En zodoende was ik weer gezegend met een onderwerp voor een zaterdagstukje. Dat had ik al geschreven voor ik wederom op een onderwerp getrakteerd werd:
Met mijn nog rijdende Twingo ging ik dinsdagochtend vroeg naar het werk. Het wegdek was een beetje glibberig en ik had een beetje moeite met remmen. Dat ik niet de enige was, bleek toen ik een van de rotondes bij Schelluinen op reed. Vanwege mijn voorrang remde de auto rechts van mij netjes af. Die achter hem had het niet zo door. Piepende banden, gillende remmen. Ik zag het al fout gaan en remde ook. Gelukkig maar want de voorste auto werd gelanceerd en schoot rakelings langs mijn voorbumper. Deze kwam uiteindelijk tot stilstand op het midden van de rotonde.
Wat te doen? Ik had geen schade, maar ik was wel een directe getuige. En wie weet hoe de bestuurders eraan toe waren. Ik zette mijn Twingo veilig weg en ging terug om verhaal te halen. De bestuurder van de voorste auto had hevige pijn en kon zijn auto niet uit komen. Met de bestuurder van de tweede auto ging iets beter en leek weinig te mankeren. Hij was zelf uit zijn auto geklommen en stond druk te bellen.
Besluitende dat je beter te veel kan proberen dan te weinig heb ik het alarmnummer gebeld en gevraagd om een ambulance. Het mag geen wonder heten dat ik op dit moment, iets voor zessen op een dinsdag, klaarwakker was. Ik had slechts één keer eerder met 112 gebeld en dat was een broekzak telefoontje geweest.
Achteraf bezien was het een mooi inzicht in de organisatie bij een ongeluk. Ik nam met de centrale een vragenlijst door terwijl zij mijn locatie uitpeilden. Twee politiewagens kwamen niet veel later opdagen. Eén om het verkeer te regelen, de ander om de slachtoffers bij te staan. Een ambulance volgde snel na hen en ging in gesprek met de man die nog altijd zijn auto niet uit was gekomen.
Op dat moment was ik eigenlijk overbodig. Zo maakte een onderhandse opmerking van een der agenten ook duidelijk die zich afvroeg of ik niet op een dringender plaats wezen moest. Gelukkig was het niet ver meer naar het werk. Maar ik besef dat mijn beschermengeltje wel opslag mag krijgen. En ik hoop dat ik een goede daad gedaan heb. En dat ik nu wel voldoende autoleed meegemaakt heb.