Toen ik vorig jaar bezig was met het schrijven van de achtste incarnatie van Heilig Gif stelde ik mezelf de vraag: hoe vaak nog?
Heilig Gif is oorspronkelijk een column, een van de laatste columns, van mijn tante Carla. Ze schreef voor de regiokrant en schuwde het in haar laatste maanden niet om over haar ziekte te schrijven. Het gif in deze kwestie was de chemo die ze halen moest om de kanker, die haar leven bedreigde, te bestrijden.
Het was zo beeldend geschreven. Zo tekenend voor het leed dat achter het lijden van kanker schuil gaat met een beetje typische humor van mijn tante dat ik een jaar later, na haar overlijden, de titel hergebruikte en een stukje eraan wijdde. Ik schreef hoe ik haar voor het laatst zag. Hoe ze ogenschijnlijk haar menselijkheid had verloren achter het kille moordende masker dat haar was opgedrongen door deze ziekte. En dat ze er toch wél was in haar kleine handelingen.
Maar hoe vaak kan ik dat nog doen? Het is niet dat er nieuwe herinneringen bij komen aan mijn tante. Ze vervagen alleen nog maar. Doorheen de jaren heb ik “Heilig Gif” voor verschillende dingen gebruikt. Meestal mijn herinnering aan mijn tante in combinatie met een mooie kerst die niet voor iedereen is weggelegd. Hier op Facebook, in kranten, op de radio…
Ik doe het voor mezelf, voor mijn tante. Voor haar herinnering. En voor anderen die hopelijk steun halen uit de woorden van herinnering. Of voor mensen die mijn tante niet gekend hebben en haar zo leren kennen. Of opnieuw leren kennen. Dat er nog even aan haar wordt gedacht en haar naam nog even leeft.
Afgelopen zomer, op een van de warmste dagen, was ik op stap met mijn oma. De moeder van mijn tante. We lunchten en aten een ijsje in Werkendam. Daarna gingen we naar de bloemenwinkel en kochten een bloemstuk voor op het graf van tante Carla.
Het was een prachtige dag. En toch… Het breekt je hart, het breekt ieders hart, om aan te komen op de begraafplaats met iemand die daar een kind achter heeft moeten laten. Hoewel mijn oma volhoudt dat Carla “daar” niet is zegt ze, wanneer ze aankomt, toch trouw: “Dag, Carla. Hoi, meisje.” Voor ze begint met het bijwerken van het tuintje waaronder mijn tante begraven ligt.
Ik kan niets zeggen. Want. Wat valt er te zeggen?
Ik kan alleen maar schrijven om haar herinnering levend te maken. Levend te houden. Zodat ze nét niet opnieuw sterft.
Zo zijn er meer tradities die ik in ere, probeer, te houden om personen die ontvallen zijn te herinneren. Elk kerstverhaal is eigenlijk een ode aan mijn opa die ook kerstverhalen schreef voor de lokale krant en ieder jaar probeer ik op het werk mijn collega’s zo gek te krijgen dat de Evergreen Top 1000 wordt gedraaid.
Dit om een ontvallen collega te herinneren. Ook aan kanker. Hij was al ouder, maar dat doet aan de emotie en verwoesting niet af. Mij staat nog helder voor de geest hoe hij dag in dag uit werd getart met de “muziek” die wij jongeren over hem uitstortten. Op een dag kwam hij binnen met een krant en een afspeellijst. De Evergreen top 1000 met oudere nummers. Of we deze alsjeblieft wilden aanzetten? Het leek hem zo leuk.
En iedere collega die hem heeft meegemaakt zal zeggen dat hij hun leven op de een of andere manier veranderd heeft.
Het zijn die kleine dingetjes. Die kleine herinneringen die mensen die er niet meer zijn in leven houden. Piepkleine momenten die je ooit samen hebt gekend en meegemaakt. Wanneer ik stop met het schrijven van “Heilig Gif” wordt mijn tante dan vergeten? Nee. Juist dan gaat haar herinnering een meer eigen leven leiden. Los van het stramien wat ik opleg in mijn stukjes. Er is dan ruimte voor reflectie en bezinning. Herdenking en verdriet aan wat iedereen er zelf van vindt.
Daarom is dit het één na laatste jaar dat ik dit doe. Volgend jaar, na tien keer Heilig Gif, hang ik de titel aan de wilgen en is de herinnering vrij.
Iedereen een vrolijk, of gezegend, kerstfeest.