Een paar weken terug ging ik, samen met de rest van de familie, naar een alpacafarm. Hoe het idee is ontstaan en waar de obsessie vandaan kwam is mij nog altijd een raadsel. Maar om de verjaardag van mijn stiefvader te vieren werd besloten om een high tea op te fleuren met alpaca aaien.
Voor wie niet weet wat alpaca’s zijn: alpaca’s zijn afkomstig uit Zuid-Amerika en, anders dan de Lama, die werd gebruikt als lastdier waar ze veel op lijken, werden, en worden, ze alpaca’s gebruikt voor hun vacht. Net als schapen groeit het aan, waarna ze geschoren zijn. Anders dan de nogal ruwe schapenwol is alpacavacht zacht als zijde en begint het aan populariteit te winnen om het te gebruiken als grondstof voor truien, sjaals en andere producten die je warm moeten houden of die zacht moeten zijn.
Dit kregen we allemaal te horen tijdens de “ontmoeting” met de alpaca’s. De gepassioneerde begeleidster vroeg of mensen al bekend waren met de dieren, en mijn neefje Fedde stak enthousiast zijn hand op. Ik vroeg me af wat er zou komen, maar hij wist serieus een feitje te vertellen. Alpaca’s kunnen spugen wanneer ze zich bedreigd voelen!
Ik dacht dat dit enkel gold voor kamelen en dromedarissen, maar blijkbaar ook voor alpaca’s. En die kennis lepelde mijn jonge neefje zomaar uit zijn blote hoofd.
“Dat heb ik in Minecraft gezien.” besloot hij zijn betoog met een onderbouwing.
Het was al een paar jaar geleden dat ik het spel “Minecraft” aan had geraakt, maar ik herinnerde me iets van alpaca’s in de spelwereld. Ik speelde het spel vooral om te bouwen. Dat is namelijk heel simpel in Minecraft. De hele wereld is opgebouwd uit blokken en het is mogelijk om blokken weg te halen of te plaatsen. Maar terwijl ik mij bezig hield met paleizen en steden, had Fedde werkelijk iets opgestoken van het spel.
Dat deed mij weer denken aan een discussie die ik ooit met mijn opa had. Hij kwam een keer binnenvallen toen ik achter de computer zat. Ik was toen bezig met een spel waarbij je een leger aan moet sturen en de vijand vernietigen. Mijn cavalerie daverde over het scherm.
‘Ik dacht dat je met iets wetenschappelijks bezig was.’ Merkte mijn opa op. ‘Maar het is maar een spelletje!’
Ik vond dat eigenlijk een beetje beledigend. Het was inderdaad een spelletje, en zeker niets wetenschappelijks. Maar het was wel een lastig spel. Eentje waarbij je strategisch te werk moest gaan om de overwinning te boeken. Zomaar manschappen tegen de vijand aan gooien in de hoop dat die zou breken was niet genoeg. Je moest je manschappen ook te eten geven. Je leger mocht dus niet te groot zijn. Alleen een goed gebalanceerde opstelling maakte dat je de vijanden van het lijf kon houden en een tegengewicht op kon bouwen.
Voor deze informatie was mijn opa op dat moment niet helemaal te porren. Tussen ons zat een generatiekloof die bij elke vernieuwing geweest is. De oude denkers vonden het maar niks dat het schrift werd uitgevonden. Tot in de middeleeuwen was er weerstand tegen het opschrijven van gedachten en belevenissen: je brein lui zou worden omdat het niets meer hoefde te onthouden.
Toen de televisie ten tonele verscheen werd het gezien als een verschrikking, en je zou nooit iets kunnen leren van zo’n kijkkast. Zelfs mijn ouders ergerden zich dat ik vroeger liever Suske en Wiske las dan een goed boek. Hoe zou ik ooit kunnen lezen? En sinds het verschijnen van de eerste computergames liggen die onder eenzelfde kritisch vergrootglas.
Het is daarom geweldig om soms te beseffen dat er wel degelijk iets te leren valt op plaatsen waar men het niet verwacht. En in dit geval is het dus mijn neefje in Minecraft. Ja, alpaca’s kunnen spugen. Gelukkig gebeurde dat niet bij ons bezoek.