Er zijn dingen in het leven waar je “bewust” voor kiest. Zo mag je tenminste hopen. In deze tijd van consumerisme neem je voldoende beslissingen niet heel bewust, of je denkt er maar een paar tellen over na. Een pak koekjes? Ach ja. Een nieuwe televisie? Je hebt ‘m nodig. Een andere auto, zelfde laken een pak. Het zijn keuzes waar je over nadenkt maar die je slechts vluchtig maakt.
Keuzes waar je dan langer over na moet denken, of na zou moeten denken, zijn kinderen en huisdieren. Natuurlijk kan je in een opvlieging besluiten dat bescherming niet nodig is. Of reageren op een advertentie voor lieve boerderijkittens. Maar de consequenties moet je dragen, emotioneel en financieel.
Zelf heb ik geen kinderen. Ik heb wel twee katten. En eigenlijk zou ik daar vaker over moeten schrijven. Hun levens en streken zijn minstens even interessant als die van mijn neefjes en nichtje. Hoe bewust ik ervoor gekozen heb laat ik in het midden. Het was ergens tussen heel bewust en dat het met werd opgedrongen. Maar dat wil niet zeggen dat je later geen verantwoordelijkheid, genegenheid of liefde voor ze gaat voelen.
Katten zijn anders dan honden. Onafhankelijker. Stoïcijnser. Maar ze hebben een eigen persoonlijkheid waar ik op gesteld ben en waarom ik ook meer een kattenmens ben dan een hondenmens. Waar honden zo gefokt zijn dat ze denken zich altijd in een vrolijke feestwereld te bevinden, zijn katten de serieuze, stille tegenhangers. Je kan ze lokken, en een enkele gekke kat zal erop reageren, maar het gros van de katten zal je negeren. Al kan je aan hun lichaamstaal zien dat ze het stiekem geweldig vinden aandacht te krijgen.
Het duo bij mij thuis wordt gevormd door Lisa en Frank. Twee inktzwarte katten. En twee heel vreemde katten. Zo vreemd heb ik ze nooit meegemaakt. Als tiener had ik een kat die mij, wanneer ik naar school toe ging, een paar straten achtervolgde. Toen ik net begon te werken had ik een poes uit een eigen nestje die zich altijd kwam melden wanneer ik op mijn kamer was en met een blik van “wat gaan we vandaag doen?” Op mijn bureau kwam zitten.
Frank daarentegen is een echte klitter. Met zijn dertien jaar is hij inmiddels op leeftijd maar ik heb nog nooit zo’n gekke kat meegemaakt. Wanneer ik in de middag met mijn auto de straat in kom rijden staat Frank al te wachten en komt luid mauwend aangerend wanneer ik uitstap. En wanneer ik bij de overburen koffie ga drinken staat hij, weer of geen weer, bij hen buiten naar binnen te kijken. En wanneer ik op de bank lig, moet hij altijd op me liggen. Het liefst in mijn nek.
Lisa is dan weer een heel andere kategorie. Ze zit het liefst binnen, ligt op een plek waar ze haar nestje heeft gemaakt en komt pas in beweging als ze naar buiten wil of wanneer ik het eten opdien. Dat wil niet zeggen dat ze niet aanhankelijk is. Wanneer Frank niet in de buurt is vindt Lisa dat het haar tijd is om knuffels te halen.
Als iemand die huisdieren, of gezelschapsdieren, heeft verzoen je jezelf met het feit dat jij ze zal overleven. Een kat wordt doorgaans niet ouder dan een jaar of achttien. En de kans dat ze zelf dood neervallen is klein. Hoe graag we denken dat sterven het sluiten van de ogen is en daarna nooit meer wakker worden. Dat is het meestal niet. Het is vaak lijden. En waar we bij mensen nogal terughoudend zijn om te zeggen; maak er maar een eind aan, is dat voor dieren een beschikbare optie. Wanneer een dier aftakelt komt er een moment dat je de knoop door moet hakken en besluiten dat het zo niet langer kan.
Ik ben me daarvan bewust en prevel soms dat ik hoop dat wanneer hun tijd daar is, Frank, of Lisa, een goede auto opzoekt die de straat door komt rijden. Maar ik ben bang dat de daadwerkelijke verantwoordelijkheid voor een waardig levenseinde bij mij komt te liggen.
Dat bewustzijn daarin werd van de week nog meer versterkt. Waardoor het kwam weet ik niet, maar Lisa zat ineens op tafel met een scheve slagtand in haar onderkaak. Een beetje in paniek belde ik de dierenarts en een half uur later zat ik met een gekooide Lisa in de wachtkamer. Terwijl Lisa zenuwachtig door de kattenmand wroette, lieten onwelkome gedachten mij niet los. Er wordt weleens beweerd dat katten dingen kunnen zien die er “niet zijn”. Dat ze geesten en spoken kunnen waarnemen.
Zou Lisa nu dus ook schimmen zien van dieren die hier werden ingeslapen? Of het leven lieten bij operaties? Zou dat haar angst aanjagen? Zou ze, net als ik, denken dat er een moment zou zijn dat ik haar naar hier mee zou nemen omdat ik had besloten dat het niet langer meer kon?
Waar een loszittende tand al niet toe kan leiden. De tand zelf kwam er later die nacht vanzelf uit. Maar twee dagen later moest Lisa weer terug voor een operatie aan haar gebit. Blijkbaar was die tand niet het enige waar ze last van had. Voor controle moest ze onder narcose. En in de aanloop naar de dag, het uur en de minuut dat ze onder zeil zou moeten werd ik steeds nerveuzer. Wat als?
Ik zal niet uitspreken wat ik dacht. Maar iedereen die een familielid, en dat is Lisa voor mij, achter heeft gelaten in een ziekenhuis voor een operatie, hoe klein ook, weet wat ik dacht en voelde.
Gelukkig kwam na een uur het verlossende telefoontje. Alles was goed, ze was aan het bijkomen en ik kon haar ophalen. Ik was opgelucht dat het avontuur erop zat. Ik kan de belofte nog veel stukjes over ze te schrijven met een goed gevoel inlossen.