Het is midden in de nacht. Een korte nacht. De temperatuur komt nauwelijks onder de twintig graden. Na een al snikhete dag is het lastig om voldoende verkoeling te vinden en in slaap te vallen deze zomernacht. De ramen staan wijd open. Een ventilator zoemt, een paar muggen wachten hun kans af om bloed te tappen wanneer ik eindelijk in slaap val. Dat is lastig. Steeds wanneer ik iets in slaap val hoor ik de ventilator, de muggen of een zweetdruppel die van mij af rolt en wordt opgezogen in het al natte matras.
Elke minuut die ik wakker ben is een minuut die ik niet slaap, en ik moet morgen wel gewoon werken. Ik draai, ik steun, sluit mijn ogen. En eindelijk beland ik in een droom. Bijna een koortsdroom. Maar ik slaap.
BOEM!
De openstaande ruiten trillen nog na terwijl de nasynchronisatie van een Russisch bombardement langzaam weg-ebt over het dorp. Ik slaak een vloek nu ik ruw uit mijn slaap wordt gewekt door vuurwerk! Een paar pijlen kiezen nog het luchtruim en daarna wordt het weer stil. Maar de schade is aangericht. Tenminste, bij mij! Ik ben weer wakker!
Dit verhaal is om aan te geven dat mijn relatie met vuurwerk complex is. Rondom oud-en-nieuw neemt de discussie, omdat er tegenwoordig over alles gediscussieerd moet worden, weer toe. En nu de schade is opgemaakt van een nacht bommen gooien en de discussie is gaan liggen ga ik ook een duit in het zakje doen.
Ik heb ook vuurwerk afgestoken. Ik mocht van mijn ouders vroeger alleen maar sterretjes hebben terwijl mijn vader vuurwerk af stak en mij, en mijn broertjes, er verre van hield. Ik kreeg van mijn ouders geen vuurwerk en kon er zelf niet aan komen. Ik heb dus nooit deel uitgemaakt van de jongetjes die tussen kerst en de jaarwisseling over straat zwerven met een tas en links en rechts rotjes strooien.
Nee, mijn eerste vuurpijlen kreeg ik van mijn neef tijdens de eeuwwisseling. Terwijl ik de babypijltjes ontstak ging bij mij ook het vuurtje branden en het jaar erna wilde ik, uiteraard, vuurwerk! Ik wilde niet per se rotjes. Maar vooral vuurpijlen! Vuurpotten! Romeinse kaarsen! Ik wilde al knallend de hemel in vuur en vlam zetten!
En zo gebeurde! Ik had nu pijlen, die kozen het luchtruim! Behalve een die omviel en via een brandgangetje om een huis cirkelde en ergens in de verte ontplofte. Pas op mijn twintigste ben ik gestopt met het kopen van vuurwerk. Ik was volwassen geworden en vond het zonde van het geld. Laat een ander maar stoken en met geld smijten.
Ik ben niet tegen vuurwerk. Zelfs niet vanwege mijn katten. Die zijn maar wat blij met de extra aandacht die ze krijgen en de privileges die ik ze geef. Om ze een donker, stil en veilig plekje te gunnen mogen ze in deze periode in het hele huis zijn, in plaats van alleen de woonkamer/keuken/bibliotheek. Bovendien mogen ze oudejaarsnacht bij mij slapen. En dat is iets dat nauwelijks voor komt.
Laten we dus eerlijk zijn. Voor alles is een tijd en een plaats. Net als dat een woonwijk geen racecircuit is en een bioscoop niet de juiste plek om te roepen dat er brand is of dat “burn baby burn” geen goed nummer is voor een crematie. Zo is er ook een logisch, en wettelijk moment, voor het afsteken van vuurwerk. En dat is oudejaarsdag en nieuwjaarsnacht. De momenten dat je erop voorbereid bent. En dus niet de weken ervoor, de weken erna, en al helemaal niet op een al veel te warme zomernacht!
In dat laatste geval bid ik tot de god van het vuurwerk dat die een of meer vingers als offer heeft geëist.