Vorige week was ik in Finland. Een werktripje. Ons hoofdkantoor staat namelijk in Finland, en vanwege het uitwisselen van ideeën zijn er al Finnen op bezoek geweest bij ons bedrijf in Nederland. En er werd ook besloten dat Nederlanders een retourreis zouden maken naar Finland om daar te kijken en ideeën op te doen.
Over de werkzaamheden zelf mag ik niets zeggen. Maar ik kan, uiteraard, wel andere dingen bespreken. Deze reis bevatte voor mij een hoop dingen die ik als “eerste keer” kan omschrijven. Mijn eerste werktrip is een mooie om te beginnen. Maar ook de eerste keer dat ik zo noordelijk ben geweest. Ik heb redelijk wat reizen gemaakt in mijn leven. Maar die waren, uiteraard, allemaal voor vakanties. En die reizen gingen zonder uitzondering naar het zuiden. Naar warmer oorden.
Om dan te beseffen dat je juist het vliegtuig pakt in omgekeerde richting is vreemd. Mijn meest noordelijke bestemming, tot twee weken terug, was Terschelling geweest. Ik heb wel altijd dromen gehad van noordelijker reizen. Mocht ik ooit eens wat zakgeld over hebben en een goede, betrouwbare, auto dan zou ik dolgraag een trip naar het noorden wagen. Door Denemarken, even gluren in Kopenhagen. Dan door naar Zweden om hetzelfde te doen in Stockholm en even een paar fjorden bekijken in Noorwegen.
Helaas heb ik geen zakgeld, en dat gaat bovendien allemaal naar een nieuwe en betrouwbare auto. Dus die reis moet ik even uitstellen. Wel verbrak ik mijn noordelijke record door in een overstapvlucht naar Stockholm te vliegen en daarna met een kleiner vliegtuigje naar Turku te gaan.
Over de vlucht zelf zal ik nog wel een keer schrijven. Maar ik heb het liever over wat mij opviel in Turku. Dat is een middelgrote universiteitsstad in Finland, niet een voorstad van Istanboel. Finland in maart, en dan een uitzonderlijk warme maart, zou ik eigenlijk niemand aanbevelen. Het land heeft charme, maar niet in maart. Het gras is er dood en geel, de bomen zijn kaal en zelfs de kleurige huizen kunnen de troosteloosheid niet verdrijven.
Juist sneeuw of zomer zou dit een mooi landschap kunnen maken. Maar niet de tussenperiode. Het centrum van Turku is een vreemde mengelmoes zoals Amsterdam op vreemde momenten ook kan zijn. Of ben ik de enige die uit de trein stapt op Centraal. De statige panden rond de Dam bewonderd. Kijkt naar de prachtige herenhuizen langs de gracht. Om uiteindelijk hoofdpijn te krijgen van de panden aan het Rokin?
Zo is het centrum van Turku ook. Betonbrutalisme staat opzichtig naast panden uit de negentiende en begin twintigste eeuw. Maar dan zonder de zakkenrollers en drugsverkopers van de Dam en Rokin. Het water van de rivier de Aura stroomt langs een boulevard. Aan de andere oever kruipen de huizenblokken stijl omhoog en is af en toe een rotswand te zien. Bussen rijden over de pleinen en het weinige autoverkeer wacht vriendelijk voor verkeerslichten en oversteekplaatsen.
Wat mij, persoonlijk, opviel waren winkelcentra. Hier in Nederland zijn ze aan het uitsterven. Men koopt liever online of gaat naar een winkelstraat. Maar in een land waar het daadwerkelijk ijskoud kan wezen wil men natuurlijk wel warm shoppen. Vandaar dat tussen de gebouwen kringelende winkelcentra verborgen lagen. Voor ons als Nederlanders een reliek van vroeger. Voor de Finnen nog realiteit.
Helaas heb ik niet verder kunnen kijken dan die paar vierkante kilometer rond het hotel en het werk aldaar. En ik ben nog bezig om alle indrukken op een rij te zetten. Het vreemde taaltje, de gesprekken die ik heb gehad met een aantal Finnen, een mooi eerbetoon aan de scheepsbouw in Finland. Maar de meeste indruk maakte uiteindelijk toch het verkeer. In die drie dagen heb ik de auto’s op één hand kunnen tellen. Om meteen in een file te rijden na het verlaten van Schiphol.
Ik kan niet wachten op een goede auto en wat zakgeld.