Ik ging dus op onderzoek uit om een kloof te bekijken. In een van mijn verhalen heeft een hoofdpersonage zich verschanst in een kloof of een ravijn. En Nederland, vlak en kaal als het is, heeft een ernstig gebrek aan kloven en ravijnen. Foto’s, filmpjes en verslagen van kloven en ravijnen zijn leuk om te lezen. Maar misschien mis ik iets, iets wat de schrijvers wel kenden maar zo normaal vonden dat ik het niet te horen kreeg. Toen ik ging cruisen om erachter te komen hoe het leven op een schip in elkaar steekt, was ik ook niet op zoek naar een exacte vergelijking met de werking van een oorlogsbodem. Maar naar de details achter het gevoel. Hoe voelt een schip? Hoe waait de wind? Hoe raak je bij snelle vaart en ruwe golfslag je balans kwijt?
Zoiets zocht ik nu ook in de Milikloof, samen met mijn schoonzusje volgden we de navigatie van een grote Amerikaanse softwarereus tot de plek waar we de auto konden parkeren en uitzicht hadden over de kloof. Deze strekte beneden ons uit en was vooral groen. Dat viel op omdat de rest van het landschap droog leek. Toen we afdaalden in de kloof bleek het een eigen microklimaat te hebben. Onder het bladerdak bleef het koel. Er kabbelde een beekje en een rode kat liep een eindje met ons op, als was het een gids tot we een bordje tegenkwamen dat ons verschillende richtingen op wees. Omhoog naar een rotskapel, of omlaag naar een restaurantje.
We kozen voor het kapelletje. En, zoals de naam al doet vermoeden, was deze gebouwd in een grot. Deze kapel was gewijd aan Johannes de Doper en met messing en nepgoud versierde afbeeldingen van Johannes en de andere heiligen keken op ons neer terwijl we de kapel bekeken.
Het heeft iets vreemds. Zelf ben ik gereformeerd of protestants opgevoed. Een geloofsstroming waar overdaad en sierlijkheid wordt weggewuifd. In de kerk waar we naartoe gingen was één glas in lood raam. Verder waren er geen beelden of rijkversierde altaars. De dominee had, gezien de inrichting, ook elke week een vergadering voor kunnen zitten. Maar dat is anders bij de katholieken die weer uitblinken in pracht en praal. En bij het orthodoxe geloof waarin de kapel gewijd was. Er was een plek om kaarsen aan te steken en daar vond Wendy een kaart.
Als ik iets gelovig was geweest zou dit het moment zijn geweest om weer te gaan geloven. Deze kaart had een Nederlandse tekst die stelde dat je goed genoeg was. Al was het niet in je eigen ogen, dan wel in de ogen van Jezus.
Typisch. Op een Grieks eiland, waar doorgaans geen Nederlands wordt gesproken, vinden we in een kloof, in een grotkapel een evangelische kaart. In het Nederlands! Heel bijzonder. Of niet? Per jaar zijn er bijna een kwart miljoen Nederlanders die naar Kreta af reizen. Goed voor elf procent van het aantal toeristen. Eén op de tien toeristen is dus Nederlands. Ervan uitgaande dat mijn google-zoektocht van dertig seconden zeshonderdduizend evangelisten opleveren dat is 3,3 procent van de bevolking. Dan kan het bij een evenredige spreiding zo zijn dat er ruim achtduizend mensen naar Kreta gaan met een overgevoeligheid om een kaartje achter te laten met een boodschap van hen. Namens Jezus. In een orthodoxe kapel. Geweid aan Johannes de Doper.
Het was niet het enige kaartje dat we vonden. Doorheen de kloof waren meerdere kerkjes en kapelletjes waar we werden gemaand om vooral de kloof te verlaten en onze blik tot boven te richten. Nu deden we dat iets te laat…
De kloof is het bezoeken waard. De kerkjes, het uitzicht en de ruïnes die her en der verspreid liggen. Het is een bijzondere ervaring. Alsook het restaurantje dat tegen de wand van de kloof gebouwd is en waar je eerst af moet dalen en daarna klimmen om te komen. Eten en drinken wordt aangevoerd met een kabelbaantje dat over de kloof gespannen is. Het restaurantje was nog niet open toen Wendy en ik het passeerden, dus we volgden het pad verder. We zagen watervalletjes, een kleine begraafplaats en ik waagde het om water te drinken uit een stroompje. Tot we ineens in de volle zon stonden. Er waren al meer mensen op het pad geweest, en die waren ons in tegengestelde richting voorbijgegaan.
Wij hadden afgedaald, en zij klommen! Maar we kwamen er nu achter dat wanneer we terug naar de auto wilden we ook zouden moeten klimmen! En daar had ik even geen rekening mee gehouden. Waar Wendy het wel makkelijk aan kon moest ik tientallen extra kilo’s overtollig spek weer mee naar boven zeulen! Op dat moment hoopte ik werkelijk dat er wat hemelse interventie zou zijn.
Misschien is die er ook wel geweest, en is dat de reden dat ik niet ben gestorven aan een hartklap. Maar toen we bij het, inmiddels geopende, restaurantje kwamen liet ik de cola goed en gulzig smaken.
En nu weet ik dus hoe een kloof voelt, hoe de wind er waait en hoe het ongelijke pad onder je stevige schoenen lijkt te golven. Hoe makkelijk het is af te dalen, en hoe het is om weer te klimmen. Een ervaring en een mooi verhaal rijker.