Het was weer eens zover. In mijn mailbox kreeg ik een mailtje van de woningbouw. Of ik, alsjeblieft, mijn tuin weer eens kon bijhouden. Als ze nu gewoon een week gewacht hadden dan hadden ze zich deze moeite kunnen besparen, want er staat al een afspraak gepland om het onkruid en andere zooi te verwijderen. Maar blijkbaar vond iemand uit de buurt dat ik niet persoonlijk aangesproken kon worden en dat ingrijpen van de woningbouw noodzakelijk is.
Jaren terug schreef ik nog weleens over mijn overlast gevende buurvrouw. Ze woont inmiddels, gelukkig, niet meer naast mij. Nu heb ik zeer nette mensen naast me wonen van wie ik absoluut geen last heb. Sterker: ik denk dat ze mee last hebben van mij dan ik van hen. En ik weet ook zeker dat mijn slecht onderhouden tuin bij hen een doorn in het oog is.
Maar ik verdenk hen niet van het spelen van NSB-ertje. Ten eerste hebben we een redelijke band en hij weet dat hij met vragen en opmerkingen zo bij mij terecht kan. En toen ze naast mij kwamen wonen wilde hij een stuk aan zijn huis bouwen. Ik heb daar niet moeilijk over gedaan. Ze mochten zelfs de helft van mijn tuin afgraven zodat zij de fundering beter konden plaatsen.
Toch moest ik aan dat huis denken toen ik het mailtje binnen kreeg en, kokend van woede, antwoord gaf. Waarom wordt ik zo op de vingers gekeken? En, misschien nog wel ergerlijker: waarom reageert de woningbouw zo snel?
Dat brengt mij weer terug bij die buurvrouw. Toen ik tekende voor het huren, inmiddels veertien jaar geleden, kreeg ik de waarschuwing dat ik moest oppasen voor de buurvrouw en bij overlast niet moest aarzelen contact op te nemen. Ik nam het met een korreltje zout; je hebt altijd paria’s in de buurt die enkel zo zijn omdat ze zo door de buurt worden verklaard.
Toen ik op een avond, vlak nadat ik in was getrokken, langs een aantal buren liep kreeg ik hetzelfde te horen. Pas op voor die naast je, die geeft nogal eens overlast!
Dat ik beter geen korreltje zout had kunnen slikken kwam ik al snel achter. Midden in de nacht klonk luid de TV. Overdag was er meermaals geschreeuw en gegil. Niet van kinderen, want dat kan ik nog begrijpen: kinderen maken nu eenmaal lawaai en zijn de vleesgeworden goden van chaos. Nee, het was buuv zelf die de boel op stelten zette.
Midden in de nacht werd er meerdere malen aangebeld waar ze dan half lam vroeg om een vuurtje. Haar zwangere poes beviel van een nestje en ze keek niet naar de dieren om zodat we de dierenbescherming in moesten schakelen. De politie kwam geregeld aan huis omdat ze weer eens wat had geflikt, dan wel in huis dan wel in de buurt. Dezelfde buurt waar ze nogal eens naakt doorheen rende. En het is niet dat dat een leuk gezicht was overigens.
Melding op melding werd gemaakt. De politie werd ingeschakeld. De kinderbescherming. Eerder al genoemd de dierenbescherming en de woningbouw. En acties bleven keer op keer uit. Op een gegeven moment was ze rustig, maar dat was omdat ze niet thuis was. We kwamen haar weer tegen op de tv waar ze een van de participanten was in de SBS-serie over de paupercamping Fort Oranje. Met geblurd hoofd en haar luizenhond hurkte ze naast een politiewagen in de berm om haar behoefte te doen.
Na jaren was het probleem niet opgelost maar werd ze eindelijk uit huis geplaatst. Een chemisch team ging in pak naar binnen om de boel uit te mesten. Na jaren van klagen en rapporteren waarin al een aantal buren uit ergernis waren verhuisd was het eindelijk zo ver: bevrijdingsdag.
Ik heb nooit naakt over straat gewalst. Zelden luide muziek aanstaan. Deal geen drugs, bel niet dronken midden in de nacht bij buren aan. Stofzuig alleen overdag. Ik parkeer niet eens in de straat! En toch sta ik nu blijkbaar op eenzelfde zwarte lijst waar we voor die voormalige buurvrouw moesten vechten om erop te krijgen.
Ik vind het een beetje oneerlijk.