Vorige week hielp ik bij mijn broertje Thom, en zijn vrouw Wendy, met opruimen. Ze hadden een busje gehuurd met de bedoeling om die vol te proppen met afval en zooi bedoeld voor de gemeentewerf, bij ons gewoon stort genoemd.
Ik werd dus getrakteerd op vroeg wakker worden op zaterdag en daarna naar hun zolder om daar een oude kast en een slaapbank en ander tot onwenselijk verklaard afval mee naar beneden te sjouwen. En vanaf de benedenverdieping achter in de bus. Daarbij kwamen nog ladingen karton, papier, verrot hout, stoelen, een afzuigkap en een bureau. Na een goed uur was de bus zo goed als vol.
Terwijl ik naar de zolder keek, moest ik eigenlijk zeggen; er was niet heel veel veranderd! Dat wat weg moest, was inderdaad verdwenen. Maar er bleef nog voldoende spul over dat niet mee moest of hoefde. Kasten vol boeken en dvd’s. Rekken met kleren. Dozen vol kerstspullen. Kisten met oud en nieuw speelgoed.
Een flink forse bus zat vol met zooi, en nog was het maar een fractie van wat op zolder stond en een beetje van wat er in de schuur had gestaan. Ik werd me op dat moment bewust van de hoeveelheid spullen die een mens in zijn leven verzamelt. Maar ook de hoeveelheid spullen waar een mens weer vanaf wil!
Er zijn zelfs oplossingen voor mensen met meer spullen dan ruimte. Opbergboxen. Een pand gevuld met kleine kamertjes die je kan huren om de zooi in op te slaan die je niet werkelijk nodig hebt. Eens in de zoveel tijd wordt je lastig gevallen met een reclame met een aanbieding voor deze boxen. Er zijn zelfs televisieprogramma’s over dit fenomeen. Maar dan dat iemand zijn of haar box niet meer betaalt en de inhoud bij opbod wordt verkocht.
Het is eigenlijk vreemd. Stel je voor dat je terug zou kunnen naar de vroegst herkenbare mensen. Jagers en verzamelaars. Of naar de oudst gevonden mens in Nederland: Trijntje. Die zo heet omdat ze werd gevonden tijdens de bouw van de Betuwelijn. Maar dat je met haar een gesprek kan voeren. Ze zal van een hoop dingen onder de indruk zijn, en ook een hoop dingen niet snappen of begrijpen. Maar ik denk dat ze vooral vreemd aan zal kijken tegen de hoeveelheid spullen die we hebben.
Mensen uit haar tijd hadden weinig voor henzelf, misschien een mes of een vuursteen en lappen die door moesten gaan voor kleren. Heel misschien dat iemand een kano van zichzelf had. Maar verder was alles van de gemeenschap. En dan kom jij meer dan zevenduizend jaar later op de proppen met je eigen hoeveelheid spullen. Zoveel spullen dat je ze niet eens zelf dragen kan!
Een bank voor zes personen, ja die is voor mij alleen. Een eettafel met vier stoelen, nee ik eet op de bank maar ook die tafel en die stoelen zijn van mij! Een eigen keuken, een badkamer en een douche. Hoeveel tijd ik in die ruimtes besteed? Een paar minuten per dag…
Flabbergasted zou ze zijn. En zou Trijntje ongelukkig zijn geweest zonder alles wat wij hebben? Natuurlijk zal ze een lastig en bruut bestaan hebben gekend. Soms zal ze niet zeker geweten hebben of er genoeg te eten was. Of dat ze de nacht wel door zou komen. Ze zal angst hebben gekend voor het donker waar roofdieren slopen. En voor onweer en storm. En toch denk ik dat ze geluk moet hebben gekend. Wellicht had ze kinderen en aansluiting bij haar stam. Iemand moet haar begraven hebben en om haar gerouwd.
Maar als je voordat ze ter aarde besteld zou worden een gesprek zou voeren dan zou ze nog wel het vreemdst vinden dat we die spullen met hetzelfde gemak weer weggooien. Maar dan noemen we het rommel!