In het speelgoedmuseum had mijn oma vooral aandacht voor de poppen. Logisch natuurlijk, poppen zijn, of worden geacht, meisjesspeelgoed te zijn. En in haar tijd was dat dubbel zo waar. Maar ze keek vooral naar de Barbies. Niet omdat mijn oma dol was op Barbie. Maar omdat de bekende seksloze en volslanke poppen waren aangekleed in mode uit vroeger tijden. Nu is Barbie losgezongen van de huidige mode, maar in de vitrine waren de poppen gekleed in strakke Chanel-pakjes en andere haute couture uit de jaren zestig en zeventig.
Ik had mijn ogen niet zozeer op de Barbies als wel de andere poppen in de ruimte. Ja, inderdaad, we waren de poppenhuizen voorbij en nu omringd door de werkelijke poppen.
Nu moet je even in de psyche van de mens duiken. Mensen zijn voorgeprogrammeerd om gevaar te herkennen. Gevaar in de vorm van roofdieren. En dan is het handig om snel te kunnen zien waar dat roofdier de ogen en bek heeft en of het jou aankijkt. Zodoende is het brein in staat om in een hoop dingen een gezicht te herkennen. Denk maar aan het mannetje in de maan die met twee ogen en een open mond al miljoenen jaren de aarde aangaapt.
Of auto’s. Twee koplampen als ogen, een grille als mond. De ene auto kijkt lusteloos, de andere boos en weer een andere nogal wanhopig. Merk meteen op dat ik persoonlijkheden en gemoedstoestanden aan deze voorbeelden mee geef. Want ook dat zien we. Maar deze “gezichten” zijn natuurlijk niet echt. Maar wat als ze wel echt gaan lijken? Dat ze de zogenaamde, sorry voor de verengelsing, uncanny valley binnen komen.
Dat had ik op dat moment in het speelgoedmuseum. Terwijl mijn oma de Barbies bewonderde stond ik te luisteren, al mijn zintuigen op scherp. Mijn moeder verzamelde vroeger ook poppen. Kleine meisjes van porselein met glazen ogen en schattig krulhaar. En die ogen staarden je aan, waar je ook stond! En die realistische haren maakte niet dat ik me beter ging voelen. En dan nog de witte bruidsjurkjes die ze droegen! Begrafeniskleedjes leken het eerder.
En hier, in deze ruimte, werd ik aangestaard door minstens vijftig paar glazen ogen. Van boven in de vitrine, tot in kasten langs de wand. Stil. Starend. Kijkend. Ik wist zeker dat wanneer ik ze in de gaten zou houden er een met een handje zou bewegen. Of een van de ogen zou gaan knipperen! En wanneer ik me om zou draaien zou het helemaal bal zijn. Ik zou achter me een geritsel horen en wanneer ik weer zou kijken zouden ze in een andere volgorde staan.
En de eerste keer is het nog leuk. De tweede keer doen ze om je te testen. Maar de derde keer komen ze uit hun vitrines gekropen. Klaar om jou te doden en jouw ziel in een van de poppen te stoppen door middel van een satanistisch ritueel. Ja, ik ken mijn horrorfilms! Ik heb ook Chucky gezien en Annabelle en “Dead Silence”. Ik was niet van plan om dat ook mee te maken! Ik hield de starende wezens dan ook extra goed in de gaten. En niet alleen hen; ook twee babypoppen die “zogenaamd” aan het slapen waren en daardoor dood leken konden op mijn aandacht rekenen. Ze zouden maar eens doen alsof!
Toen mijn oma was uitgekeken op de poppen gingen we naar het veilige bouwspeelgoed. Maar ik was nog niet verlost van poppen. bij het reli-speelgoed werd ik begroet door een levensgrote kind-pop die zich had verkleed als pastoor.
Was dit de hogepriester van de poppencoven? Of was hij juist degene die de poppen tegenhield met zijn religieuze symbolen wanneer die amok gingen maken? Ik weet het niet, ik wil het niet weten maar ik weet wel dat die poppen mijn nachtmerries af en toe zullen voeden. Want ze zijn, anders dan dingen die onbedoeld een gezicht hebben, gewoon eng.