Er zijn van die momenten die je voeden en inspireren. Ik kan het niet anders omschrijven dan dat. Ik denk dat iedereen die momenten heeft. Mensen die dol zijn op koken zullen zich geïnspireerd, en zeker gevoed, voelen door het kijken van een kookprogramma, of het doorbladeren van een kookboek. Iemand die gelovig is zal tijdens een kerkbezoek zijn of haar geloof en gemeenschapszin gesterkt voelen worden.
Iemand die wild is van het bouwen van miniaturen zal bij een tentoonstelling van miniaturen geïnspireerd worden. En ik werd afgelopen week gevoed en geïnspireerd in het schrijven.
Ik heb zelden moeite met het vinden van een goed of leuk onderwerp. Soms dienen deze zich als vanzelf aan. En toch kan het goed zijn af en toe dat ene duwtje in de rug te krijgen. Dat duwtje kreeg ik altijd van het dichterspodium.
Ik kwam voor het eerst op het dichterspodium/open podium toen ik nog columns schreef voor de krant. Een lezer had mij erop geattendeerd en ik besloot te gaan; er zat allicht een verhaal in. En dat bleek ook zo te zijn. Dichters aller slag brachten hun rijmsels ten gehore, afgewisseld door live–muziek.
Elke maand organiseerde Marcel Vaandrager dit podium waar dichters en verhalenvertellers samenkwamen om hun werken voor te dragen. En ik begon, min of meer, trouw deze avonden te bezoeken. Want het voedde en inspireerde mij. Vanaf een achterste plaats, veilig in de luwte, luisterde ik stil naar de voordrachten van mensen die de taal tot een kunst hebben verheven. Ik vond het een eer dat ze het voor wilden dragen, en een eer dat ik ernaar mocht luisteren.
Het luisteren had op mij altijd een louterend effect. Na het horen van de eerste gedichten gingen mijn handen jeuken om mijn telefoon open te klappen en ook te schrijven. Door de woorden en voordrachten kom ik erachter dat alles weer mag. Alles mag worden geschreven. Alles kan worden beschreven. Enkel in woorden kan ijs warm worden, vuur koud, lucht tastbaar en dromen een beetje werkelijkheid. In de dagen na zo’n podium was ik dan ook niet te stuiten.
Helaas hield de maandelijkse traditie op te bestaan. Een combinatie aan tegenslagen maakte dat het podium niet langer een werkelijk bestaansrecht had. Er moest worden geschoven met locaties. De bibliotheek kwam te vervallen, de kroeg die daarna werd aangewezen stopte. De feestloods die als opvolger moest dienen eveneens en ook op een school was niet langer plaats. Daarbij kwam, zoals zoveel verhalen over evenementen, corona om de hoek kijken en na het vervallen van de maatregelen bleef publiek jammerlijk weg. Met als dieptepunt een vrouwenkoor dat op kwam treden en uit meer mensen bestond dan het publiek.
Na jaren van stilte kwam er eindelijk verandering in. En dat heeft te maken met de tijd waarin we leven, heel specifiek: deze week.
Deze zondag herdenken we de slachtoffers van oorlogsgeweld, en maandag vieren we dat we al tachtig jaar in vrijheid mogen leven. In dat kader zijn over het hele land initiatieven genomen, waaronder in Altena en Werkendam. En dinsdagavond was daar een onderdeel van. Een dichterspodium met als onderwerp “vrijheid”. Marcel had weer de taak opgevat om dichters bij elkaar te brengen die hierover moesten dichten. Samen met de organisatie was er een plek geregeld en ik wist zeker dat ik ook van de partij zou zijn. Ik wilde van de partij zijn. Niet om voor te dragen, daar zijn grotere goden voor. Maar om te luisteren en te louteren.
En dat was het ook. Het dak ging er, figuurlijk, af. Geen stoel was nog vrij en de hele zaal luisterde naar de taalkunsten van professionele en amateurdichters. Zonder uitzondering pareltjes. Ouderwets afgewisseld met muziek, koffie en als toegift Marcel zelf die zijn versie van “het Dorp” ten gehore bracht en openlijk een discussie voerde van wie dit nummer oorspronkelijk was.
Maar het beste was nog: mijn handen jeukten weer!