Het is een van de warmste dagen van het jaar, tot nu toe. Allergisch als ik ben voor zonlicht en warmte heb ik mezelf teruggetrokken in mijn kantoortje. Voorzien van een airco en ventilator doe ik een poging om het koel te houden terwijl ik een spel speel op de computer. Daar is het wel zonnig. Ik bouw een pretpark en heb net een spookhuis gemaakt. Het enige dat nog ontbreekt is muziek.
In een paar klikken ben ik op het internet en geef een opdracht. Ik wil griezelige muziek voor een attractie. Twintig seconden later luister ik naar het resultaat. Een enge piano klinkt, een drumriff volgt en daarna de bass. De muziek geeft mij een deprimerend gevoel. Vooral wanneer de piano ineens overgaat in iets wat veel weg heeft van een orgel. Misschien niet de perfecte muziek voor mijn attractie, maar goed genoeg voor mijn gasten. Een paar handelingen later blèrt de muziek uit de speakers.
Ik besef half dat ik meewerk aan een revolutie. Niet eens een evolutie. Ik, zonder kennis van welke muziek ook, behalve dan dat ik het leuk vind om te luisteren, heb een nummer in het leven geroepen door een paar aanwijzingen te geven aan een computer aan het andere einde van de wereld.
Er zijn mensen die hier een hekel aan hebben. Die vinden dat ik op de een of andere manier diefstal pleeg. Ik heb daar mijn eigen mening over, en ben het zeker niet met ze eens.
De wereld is geschapen door revoluties. Revoluties die kritiek te verduren kregen wanneer ze gebeurden. De eerste holbewoner die besloot de grotmuur te versieren met beelden van de jacht kreeg vast niet de handen op elkaar. Toen de Egyptenaren van mastabas (vierkante dodenkelders) over stapten op piramides was de traditionele tent te klein.
Zwervers werden stedelingen omdat iemand besloot dat lopen niet meer van deze tijd was. Gaius Octavianus vond zijn naam maar niets en besloot om zichzelf om te dopen in Augustus, en meteen alle macht in Rome te pakken. Een kleine achttienhonderd jaar later deed Napoleon hetzelfde en kreeg zo een snoepje naar zich vernoemd!
Maar er zijn natuurlijk ook revoluties op kleinere schaal. Dat besefte ik toen ik samen met mijn stiefvader in de Ziggo Dome naar John Fogerty aan het luisteren, en kijken, was. Hij is tachtig jaar, maar nog altijd treedt hij op met zijn zoons. Dit omdat Creedence Clearwater Revival al vijftig jaar geleden is opgeheven.
Net als alle oude rockers is hij ontsnapt aan de 60’s en 70's van de vorige eeuw. Tussen de nummers door vertelde hij over Woodstock, zijn liefde voor zijn vrouw, zijn muziek en zijn gitaar. Waar zijn zang langzaamaan begint te lijden onder zijn leeftijd is dat voor zijn gitaarspel zeker niet het geval. Zijn vingers glijden over de snaren en laten de gitaar noten spelen tot het instrument krijst om genade. En dan nog is John niet klaar.
Terwijl ik keek naar zijn vingers besefte ik dat hij ook een revolutionair was. Niet meer in deze tijd, maar de tijd van toen. De tijd van Woodstock. De tijd van de hippies. De tijd dat oude en zure mannetjes met pijpen in de mond hun walging uitspraken over de muziek en zeden van de jeugd van tegenwoordig. En niet alleen in de Verenigde Staten. De rockband Normaal werd ook in Nederland uit sommige plaatsen geweerd, Footloose-style.
Wat ik vooral besefte was dat deze gitaarvirtuoos een letterlijk uitstervend ras is. De hoofdacts van Woodstock. De eerste generatie rockers. Allemaal zijn ze dood of stervende. De eerste revolutionairen die braken met de nette muziek van de beginjaren van de geluidsmedia en hun eigen draai en anti-establishment-boodschap eraan meegaven.
En ook het besef dat ik meedoe in de AI-revolutie. En toch nooit zo’n grote revolutionair zal zijn als een man van tachtig met een gitaar in de Ziggo Dome.