Soms zijn er dingen die je wil schrijven, maar waarvan je niet weet of je het wel moet doen. Of dat je het wil doen. Het zaterdagstukje dat hier volgt is dan ook al jaren in de maak en heeft verschillende uitvoeringen gekend alvorens ik besloot het werkelijk te schrijven.
Er zijn mensen in je leven waarvoor je oneindig veel respect op kan brengen. Door wat ze gedaan hebben, door waar ze voor staan of door wat ze uiteindelijk zijn geworden. Een van die mensen is, zonder twijfel, mijn oma. Geboren in 1939, opgegroeid tijdens de oorlog en de eerste jaren van de wederopbouw. Moeder van drie kinderen, grootmoeder van negen kleinkinderen en overgrootmoeder van zes achterkleinkinderen.
Mijn oma was altijd iemand waarop je kon bouwen. Ze was actief in haar kerk, in haar partij, in het dorp en binnen haar familie. Ze was geen oude gezellige oma die achter de geraniums zat. Ze had de pit erin. Ze heeft gewerkt als kleuterjuf en in de thuiszorg. En daarnaast runde ze ook haar eigen huishouden.
Toch stond ze ook voor iedereen klaar. Met raad, daad en soms geld. Hoewel het huwelijk met mijn opa stuk liep, vond ze een nieuwe liefde in Daan. Een soms jolige, soms nukkige maar bovenal eigenwijze Zeeuw met een voorliefde voor de zee en de Tweede Wereldoorlog.
Toen ik nog jonger was, profeteerde mijn oma dat we haar later zouden komen halen voor uitjes. Dat we de auto voor zouden rijden en haar mee zouden nemen. En dat gebeurde. Een dagje naar een museum, een dagje naar een stad. Memorabele momenten heb ik met mijn oma beleefd op de vreemdste plaatsen. Toen ze een nieuwe televisie wilde en we in de rij stonden voor een grote elektronicawinkel. Deze had toen de actie waarbij ze de negentien procent BTW schrapten. Rekening houdend met een ware volksoploop hadden ze een rode loper en een wachtrij uitgezet. En om het wachten extra luister bij te zetten was een dweilorkest aangerukt dat optredens gaf aan de wachtende kooplustigen. Waaronder mijn oma en ik.
Helaas. Dit zijn herinneringen aan ooit. Het was mijn oma, die vrijwilligersdienst deed in de Lemmerskamp in Woudrichem die mij vertelde over een groepje ouderen op de gesloten afdeling. Die waren inmiddels zo oud dat hun geheugen hen in de steek ging laten. Ze spraken over school, over de leraar, over thuis… dat was het moment dat een van de oudjes de bom liet ontploffen. “Maar we kunnen niet naar huis! We zijn hier!”
Stilte. En daarna weer door met de verhalen over school en hoe boos vader wel niet was geweest.
Dit symptoom van de ziekte alzheimer doet zowel aandoenlijk als treurig aan. Ik had toen niet kunnen, of durven, vermoeden dat mijn oma hier ook het slachtoffer van zou worden en wat voor effect het zou hebben op haar en haar omgeving.
Toen de eerste tekenen zich begonnen aan te dienen bij mijn oma. Hoopte ik dat het bij die eerste tekenen zou blijven. De dagen door elkaar halen, een kamer binnen lopen en niet meer weten wat ze daar eigenlijk had willen doen. Haar portemonnee of pincode van de telefoon vergeten…
Dat werd gaandeweg erger. Aangevuld met de enorme eigenwijsheid die mijn oma al van nature heeft en de valse herinneringen die de alzheimer bij haar naar binnen brengt. Een paar jaar geleden was ik van plan om met mijn oma naar het Kröller Möller te gaan. Ik hield dit voor haar geheim, om haar te verrassen. Maar het viel ook in dezelfde week dat wij met de rest van de familie naar de Ardennen zouden gaan.
Terwijl ik alle plannen had gemaakt kreeg ik een dag voor ons tripje een een telefoontje van mijn oma dat ze niet mee wilde naar de Ardennen. Dat ging ze toch al niet, maar ze was ervan overtuigd dat ik met haar naar de Ardennen zou gaan. En ze wilde niet. Ze voelde zich niet lekker. Praten hielp niet, overleggen hielp niet, de plannen uit de doeken doen hielp niet. Ze wilde niet mee naar de Ardennen en voelde zich niet lekker.
Later zijn we toch gegaan, maar op een andere dag. Intussen had ik het museum en de Veluwe dubbel gesponsord. Eenzelfde scenario voltrok zich eerder dit jaar toen ik haar mee wilde nemen naar de dierentuin. Hoewel ik had gecheckt dat haar dag vrij was had ze toen puntje bij paaltje kwam alsnog haar dag vol zitten met verzonnen afspraken die niet konden wijken. Om op de dag zelf te bellen en te vragen waar ik bleef.
Over een afspraak op tweede paasdag heeft ze mij minstens acht keer gebeld en tig keren appjes gestuurd. Wanneer het ook alweer was. Of ik nog langs zou komen, en hoe laat?
Het besef is dat het nooit meer beter zal worden. Vandaag, wanneer ik haar zie of spreek, zal ze voor altijd de beste versie van haarzelf zijn. En dat is morgen ook zo. En overmorgen. Het ene moment is ze kwiek, slim en helder en schijnt nog een beetje de ster die mijn oma ooit was door. Vijf minuten later is die ster weer gedoofd en valt ze in herhaling, of melancholie grenzend aan defaitisme. Dan zegt ze dat het voor haar niet meer hoeft en het niet mee zit. Om tien minuten later weer anders te zijn.
Het is ook het besef dat niets helpt. Wanneer je kaarten koopt voor een dierentuin of museum waar je uiteindelijk niet naartoe gaat is het verleidelijk om boos te worden. Maar zij kan er net zo min aan doen als ik dat kan.
Het vreemde is dan weer dat ze al haar oude herinneringen nog wel heeft. Wanneer ik begin over een vakantie uit de jaren negentig, of over Daan, dan beginnen haar ogen te stralen. ‘Weet je nog?’
Ja oma, ik weet het nog. En ik hoop dat wanneer je ook dat vergeet ik die herinneringen van jou en voor jou mag onthouden.