Likken aan de vorst(in)
‘Hij is lang niet zo goed voor op een postzegel als zijn moeder.’ Merkte Jonathan Pluym vorige week op toen hij bij mij was en ik een kaartje had geschreven aan Thom Bouman. Ik was het met hem eens terwijl ik onze vorst en koning losmaak van zijn velletje papier en met een soort achteloze precisie op de envelop van de kaart plak. Post versturen is niet meer wat het is geweest, niet alleen is het schreeuwend duur in vergelijking met een mailtje en laat het gruwelijk veel interactiviteit over in vergelijking met, ook weer, een mailtje. Maar het is ook niet meer de perverse handeling van vroeger.
Hele generaties vorsten en vorstinnen moeten, in mijn ogen, wakker hebben gelegen van het feit dat post versturen een populaire bezigheid was. Ik kan mij ook indenken dat onze voorgaande koningin Beatrix een gat in de lucht sprong toen ze hoorde dat de post begon af te nemen. Want ze is een hoop aantal keren over de tong geweest... letterlijk!
Wie tien jaar geleden nog een kaart of brief verstuurde weet nog wel dat ze de koningin lostrokken van het velletje, en even haar edele achterkant met de tong bevochtigden. Tenzij het een grote postzaak was dan legde je de koningin op een nat sponsje. Maar je miste dan wel de chemische smaak die de postzegelbips van hare majesteit in je mond voerde. Ik ben nog nooit een vergelijkbare smaak tegengekomen. Maar je kon in elk geval zeggen dat je de koningin had gelikt.
Van de week stond ik in de regen de kaart naar Thom te posten. Ik keek snel even naar de postcodes op de brievenbus om die te vergelijken met het adres op de envelop. Ik had het geschreven met een fineliner en een aantal druppels verminkten mijn netste schrift. Om te voorkomen dat alles uitgewist zou worden gooide ik snel de envelop erin, als laatste groet, leek het wel, keek koning Willem Alexander mij glimlachend aan. Hij heeft dan ook een reden om te lachen; zijn postzegels zijn plakplaatjes.
Godzijdank!