Iedereen herkent het wel. Lig je al te bibberen in de tandartsstoel komt de tandarts met het gevreesde haakje. Je bent steeds opgeluchter wanneer hij aan de ene kant van je gebit begint en langzaam, kies voor kies en tand voor tand, je gebit gaat controleren op de gevreesde gaatjes. Ja, je hebt ze wel gevoeld toen je die koude cola nam en dat lekkere raketje in tweeën beet. En toch hoop je dat de man die zich nu over je hoofdingang buigt ze niet zal ontdekken.
Het haakje tikt steeds verder, je hebt net al uit de grond van je hart lopen liegen dat je echt elke dag netjes gepoetst hebt; de vraag is of je de pijn aankan wanneer het haakje in het gaatje beland.
De tandarts verstijft als een jachthond die zijn prooi heeft geroken en je voelt gepoer aan de gevreesde kies.
'Doet dit pijn?'
Nee, niet echt, je kan wel even de waarheid achterhouden.
'Nee.'
De tandarts geeft niet op, het haakje schraapt, het haakje kiert, het haakje graaft. Je stelt je voor dat de Twin Towers zich ook zo moeten hebben gevoeld toen de vliegtuigen kwamen op die rampzalige dag. Dieper en dieper gaat het gemeen scherpe attribuut tot je niet anders kan dan met je hoofd trekken.
Je ziet zijn gezicht niet, maar je weet dat de tandarts achter zijn masker breed glimlacht, je ziet de duivelse pretoogjes. 'Dat wordt boren!'